Market 1 Flashcards
1
Q
Hoeveel is het?
A
How much is it?
2
Q
Wat kost dat?
A
How much is that?
3
Q
Hoe duur is dit?
A
How expensive is this?
4
Q
Hoeveel krijgt u van me?
A
How much should I pay to you?
5
Q
Hoeveel worstjes wilt u? (4)
A
Ik wil er vier
6
Q
Hoeveel wilt u (er)?
A
How much of it do you want?
7
Q
Wie is er aan de beurt?
A
Who is in the line?
8
Q
Ik ben aan de beurt
A
I am in the line
9
Q
Anders nog iets?
A
Anything else?
10
Q
Ik wil graag een stuck oude kaas
A
I want please a piece of old cheese
11
Q
Waar kan ik vis kopen?
A
Where can I buy fish?
12
Q
Vis koop je bij de visboer
A
You buy fish in the fish shop
13
Q
Wijn koop je bij de slijterij
A
You buy wine in the liquor store
14
Q
Vlees koop je bij de slagerij
A
You buy meat in the butchery
15
Q
De winkels
A
The stores