Cooking Flashcards
1
Q
Fruit het groente
A
Fry the vegetables
2
Q
Bak de taart
A
Bake the cake
3
Q
Kook het ei
A
Boil the egg
4
Q
Roer de pan
A
Stir the pan
5
Q
Schil de aardappels
A
Peel the potatoes
6
Q
Raasp de kaas
A
Grate the cheese
7
Q
Pers de Citroen
A
Squeeze the lemon
8
Q
Snijd de ui
A
Cut the onion
9
Q
Smaak met peper en zout
A
Add pepper and salt
10
Q
Mijn favoriete gerecht is de kreeften soep
A
My favorite dish is the lobster soup
11
Q
Hoe vaak eet jij stamppot?
A
How often do you eat stamppot?
12
Q
Hoe vaak drink jij wijn?
A
How often do you drink wine?
13
Q
Hoeveel melk glas drink je per dag?
A
How many glasses of milk do you drink per day?