Losse begrippen Flashcards

1
Q

Het covariatiemodel

A

dit model focust zich op gedragsobservaties in termen van plaats, tijd, personen en gedragsdoelen.

Het model bekijkt hoe iemand een keuze maakt voor een interne of externe attributie. Hierbij zijn de consensus, het onderscheidend vermogen en de consistentie aanwezig.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Waar maken we gebruik van bij het maken van attributies

A

mentale schema’s

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Gebeurt een fundamentele attributiefout automatisch?

A

Ja dit is een voorbeeld van een mentaal schema wat automatisch gebeurt

Een van de redenen voor het ontstaan van deze bias is dat het gedrag van een individu een grotere perceptuele saillantie heeft dan de naaste omgeving

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Perceptuele saillantie

A

is datgene waarop mensen hun aandacht hebben gericht.

Bijv. Marja gaat vooraan zitten bij de les en krijgt een hoger cijfer. Haar positie (dicht bij de docent) is van invloed op haar cijfer.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Proces van maken van een attributie

A

de eerste, automatische en interne attributie is meestal dispositioneel (=factoren die binnen een persoon liggen, aangeboren of aangeleerd)

maar kan tijdens de tweede fase onder invloed van informatie over de situatie veranderen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Zelfdienende attributie

A

als we onze interne successen en mislukkelingen aan externe factoren toeschrijven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wanneer we geloven in een rechtvaardige wereld

A

geloven we dat het slechte mensen slecht vergaat en goede mensen goed. Dit stelt ons in staat om gedachten over onze sterfelijkheid te vermijden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Blinde vlek-bias

A

we denken zelf dat anderen ontvankelijker zijn voor attributiebiases in hun denkwijzen dan wijzelf.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Charles Darwin

A

alle mensen drukken de belangrijkste emoties uit op dezelfde manier (codering). Alle mensen kunnen deze emoties even nauwkeurig interpreteren (decoderen).

Er zijn wel verschillen in verschillende landen hoe iets overkomt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Interpersoonlijke afstand

A

personal space, social space, public space.

Hier zitten ook culturele verschillen in. In sommige landen is de personal space bijvoorbeeld kleiner dan in andere landen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Oogcontact

A

de duur van het aankijken kan gek overkomen. In Nederland is het netjes om elkaar aan te kijken, in andere landen is dit juist respectloos.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Impliciete persoonlijkheidstheorieën

A

schema dat mensen gebruiken (meestal onbewust) om verschillende persoonlijkheidskenmerken te groeperen, waarbij we open plekken invullen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

De eerste indruk is hardnekkig

A

Primacy effect

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Primacy effect

A

de eerste indrukken beïnvloeden hoe we latere informatie interpreteren (volgorde is belangrijk)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Belief perseverance bij eerste indrukken

A

neiging om vast te houden aan oordeel, zelfs als je nieuwe informatie hebt gekregen die het tegendeel bewijst.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Voordeel van eerste indrukken

A

het is efficiënt, anders moeten we continu doordenken en nu gebeurt een eerste indruk ‘vanzelf’.

17
Q

Nadeel van eerste indrukken

A

Nadeel: je trekt verkeerde conclusies (gebaseerd op stereotype). Je hebt geen volledig beeld van wat iemands gedrag werkelijk betekent.

18
Q

Waardoor zijn eerste indrukken vaak blijvend

A

dit komt door het primacy effect, het hardnekkingsheidseffect en de belief perseverance.