LOI-H08a Flashcards
1
Q
ballerine f
A
ballerina, balletschoen
2
Q
ballet m
A
ballet
3
Q
ballet des ministres/diplomatique m
A
diplomatiek overleg, geschuif
4
Q
chausson (de danse) m
A
balletschoentje
5
Q
chorégraphe m
A
choreograaf
6
Q
collant m
A
maillot
7
Q
les costumes
A
de kostuums
8
Q
les coulisses
A
de coulissen
9
Q
danse f
A
danskunst, dans
10
Q
aller danser dans une boîte
A
naar de disco gaan
11
Q
danseur, la danseuse
A
balletdanser(es)
12
Q
danseuse étoile f
A
prima ballerina
13
Q
décor m
A
decor
14
Q
entracte m
A
pauze
15
Q
la loge f
A
loge
16
Q
parterre m
A
benedenzaal
17
Q
pas (de danse) m
A
(dans)pas
18
Q
rideau de scène m
A
doek
19
Q
lever du rideau m
A
aanvang van de voorstelling
20
Q
scène f
A
toneel
21
Q
sur scène
A
op het toneel
22
Q
strapontin m
A
klapstoel
23
Q
tutu m
A
balletrokje
24
Q
les instruments à cordes
A
snaarinstrumenten
25
basse f, contrebasse f
bas, contrabas
26
archet m
strijkstok
27
guitare f
gitaar
28
jouer de la guitare
gitaar spelen
29
harpe f
harp
30
piano m
piano
31
un piano à queue
een vleugel
32
les touches; la pédale f
de pedalen van een vleugel
33
violon m
viool
34
violoncelle m
cello
35
les instruments à percussion
slaginstrumenten
36
batterie f
slagwerk
37
les cymbales
bekkens
38
grosse caisse f
grote trom
39
tambour m
trommel
40
On bat le tambour avec des baguettes
men slaat de trom met drumsticks
41
les timbales
pauken
42
les instruments à vent
blaasinstrumenten
43
basson m
fagot
44
clarinette f
klarinet
45
cor d'harmonie m
hoorn
46
sonner du cor
op de hoorn blazen
47
flûte f
fluit
48
flûte traversière f
dwarsfluit
49
hautbois ou cor anglais m
hobo
50
trompette f
trompet
51
tuba m
tuba
52
l'écriture musicale f
notenschift
53
ballerina, balletschoen
ballerine f
54
ballet
ballet m
55
diplomatiek overleg, geschuif
ballet des ministres/diplomatique m
56
balletschoentje
chausson (de danse) m
57
choreograaf
chorégraphe m
58
maillot
collant m
59
de kostuums
les costumes
60
de coulissen
les coulisses
61
danskunst, dans
danse f
62
naar de disco gaan
aller danser dans une boîte
63
balletdanser(es)
danseur, la danseuse
64
prima ballerina
danseuse étoile f
65
decor
décor m
66
pauze
entracte m
67
loge
la loge f
68
benedenzaal
parterre m
69
(dans)pas
pas (de danse) m
70
doek
rideau de scène m
71
aanvang van de voorstelling
lever du rideau m
72
toneel
scène f
73
op het toneel
sur scène
74
klapstoel
strapontin m
75
balletrokje
tutu m
76
snaarinstrumenten
les instruments à cordes
77
bas, contrabas
basse f, contrebasse f
78
strijkstok
archet m
79
gitaar
guitare f
80
gitaar spelen
jouer de la guitare
81
harp
harpe f
82
piano
piano m
83
een vleugel
un piano à queue
84
de pedalen van een vleugel
les touches; la pédale f
85
viool
violon m
86
cello
violoncelle m
87
slaginstrumenten
les instruments à percussion
88
slagwerk
batterie f
89
bekkens
les cymbales
90
grote trom
grosse caisse f
91
trommel
tambour m
92
men slaat de trom met drumsticks
On bat le tambour avec des baguettes
93
pauken
les timbales
94
blaasinstrumenten
les instruments à vent
95
fagot
basson m
96
klarinet
clarinette f
97
hoorn
cor d'harmonie m
98
op de hoorn blazen
sonner du cor
99
fluit
flûte f
100
dwarsfluit
flûte traversière f
101
hobo
hautbois ou cor anglais m
102
trompet
trompette f
103
tuba
tuba m
104
notenschift
l'écriture musicale f
