LOI-H05a Flashcards
accumuler
opeenhopen
adorateur m
aanbidder
adoration f (être en adoration devant qn = adorer qn)
aanbidding
adorer (J’adore aller au cinéma.) (Il est adoré de ses enfants.)
aanbidden, vereren; dol zijn op
affectif (la vie affective)
gevoels
affection f
de genegenheid
affectueux (Marie est une enfant affectueuse.)
hartelijk; aanhankelijk
amical
vriendelijk; vriendschappelijk
amoureux/euse (tomber amoureux de qqn)
verliefd
antipodes (aller aux -)
ver weg gaan, naar het uiteinde van de wereld gaan
ascension f
beklimming, bestijging
ascension f
succesvolle carrière, de weg naar de top
attachement m (avoir, montrer de l’attachement pour qn)
gehechtheid
attirance f
aantrekkingskracht
avoir le cœur dur
een hart van steen hebben
avoir le cœur tendre
een klein hart hebben
bélier m
ram
braver
naast zich neerleggen; trotseren, uitdagen
camper
verblijven
chérir
liefhebben; koesteren
commander
het bevel voeren, bestellen
construire des châteaux en Espagne
luchtkastelen bouwen
contemplatif
beschouwend
conter
vertellen
copain m, copine f (être (très) copains)
vriend, vriendin
côté
wat betreft
déclaré
openlijk
dégeler
(ont)dooien, doen smelten
dégénérer
ontaarden
déplaire
niet aanstaan, tegenstaan
déraper
uit de hand lopen, ontsporen; uit de bocht vliegen
détester (== trouver détestable)
verafschuwen
dire des méchancetés
hatelijke opmerkingen maken
discordant
tegenstrijdig, onaangenaam
domestique
huiselijk, huishoudelijk, huis
donner le change à
om de tuin leiden
dur
hard
éclater
tot uitbarsting komen; losbarsten
éclater de rire
in lachen uitbarsten
emploi m (l’emploi du temps)
besteding
emploi m (un emploi à temps complet)
de baan, de functie
en faire une maladie
zich dood ergeren
en conter à qqn
iemand iets wijsmaken
envier (envier qqn = être envieux de qn)
benijden
éprouver une certaine attirance envers qqn (se sentir attiré par qqn ; C’est une personne attirante.)
zich tot iemand aangetrokken voelen
esquive f
ontwijkende beweging
être ennemi de
gekant zijn tegen, vijandig staan tegenover))
être hostile à
gekant zijn tegen
être sous le charme de qqn
in iemands ban zijn
exceller (dans)
uitblinken, heel goed zijn (in)
excès de langage
grof taalgebruik)
excès m
overmaat; de uitspatting
extra-conjugal
buitenechtelijk
franchir
passeren
franchir (franchir les difficultés)
te boven komen, overwinnen
gare à
let op voor
haïr (== avoir en haine)
haten
hibernation f
winterslaap
hostile
vijandig
il dégèle
het dooit
Il est aimé de tous.
Hij is bij iedereen geliefd
Ils sont très liés
ze zijn zeer bevriend
inciter à
aanzetten tot
inconsidéré
ondoordacht, onbezonnen
insensible (être insensible à)
ongevoelig