lj2 p1 1.5, 1.6, 1.7 toets Flashcards

1
Q

hoe zijn de bovenste lagen van nederland gevormd

A

door grote rivier.
Nederland heeft de benedenloop van de stroomgebieden van de rijn en de maas.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

hoe blijft de helft van onze land boven de zeespiegel

A

nederland zakt langzaam weg.
maar door de continue sedimentatie van de grote rivieren, blijft een deel boven de zeespiegel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

wat deel van nederland ligt in hoog nederland

A

vanuit zuid limburg tot aan drenthe

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

wat gebeurde er in de laaste koude periode

A

een ijskap schoof vanuit scandinavie richting nederland.
(saale ijstijd)
het was heel zwaar enzo dus het heeft de grond ingedrukt, en toen het later ging smelten bleven er heuvels achter.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

wat zijn stuwallen

A

heuvels die door een ijskap in de saale-ijstijd gemaakt zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

wat zijn smeltwaterdalen

A

toen de ijskap ging smelten bleef er enorm veel smeltwater over, en dat heeft grote gaten in de stuwwallen geslagen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

wat is dekzand

A

nadat de ijskap vertrok was het nog steeds erg koud in nederland, en vanuit de drooggevallen noordzee kon de win makkelijk zand meenemen richting nederland en afgezet worden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

waarom was de grond in hoog nederland onvruchtbaar

A

het bestond uit zand, en dat bestaat uit grove korrels waardoor regenwater makkelijker in de grond kan infiltreren. het water neemt dan alle voedingstoffen maar naar diepere delen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

wat deden de vroegere bewoners van nederland om het vruchtbaar te maken

A

ze gebruikten mest, of schapenpoep.
de schapen grazen dan op de heidevelden.

op sommige plekken werd het kaal gevreten en onstonden zandverstuivingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

hoe is de zeespiegel gestegen

A

achter de duinen staat een waddenzee, die bij vloed stroomde en eb uitstroomde.
het water staat vaak stil en dwarrelden kleideeltjes naar beneden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

wat is veen

A

nadat de openingen voor waddenzee tussen de duinen zich sluit, komt er een moerasgebied. onder water hoopten zich de dode plantenresten op. zonder zuurstof konden ze niet verrotten en ontstaat veen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

waar gebruikten ze dijken voor

A

boerderijen, akkers en weilanden tegen het water te beschermen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

wat was overbodig geworden

A

terpen, want het regelmatige overstromingen van zeewater vonden niet meer plaats.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

wat is de buitendijkse kant.

A

de kant van nederland buiten de dijken.
Staat wat hoger want sedimentatie gaat nog door.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

hoe komt er meer land aan

A

zodra er genoeg sedimentatie plaats vindt dat er nieuwe dijken nodig zijn.
door de aanleg van die dijken zijn polders met vruchtbare landbouwgronden ontstaan, met dijken omgeringde gebieden waarbinnen de waterstand reregeld wordt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

hoe pompen ze water dat in de polder valt weg.

A

vroeger deden ze dat met molens, maar tegenwoordig gebruiken ze electrische pompen, oftewijl gemalen

17
Q

wat was de 2e benutzing van gemalen en molen

A

het drooglegging van veenmoerassen in west nederland. mensen hadden snel door dat gedroogde veen (turf) een prima brandstof was.

18
Q

hoe is de loosdrechste plassen onstaan

A

langerekste stoken veen uitgegraven voor brandstof.

19
Q

wat zijn droogmakerijen.

A

meren (die door het weghalen van veen gemaakt zijn) die leeggepomt worden om meer landbouwgrond te hebben

20
Q

voorbeelden van droogmakerijen

A

schiphol en flevoland door het haarlemmermeer

21
Q

wat ligt allemaal aan de oppervlak van zuid limburg

A

kalksteen, mergel, zandsteen, schalie en vuursteen

22
Q

hoe onstond een dallandschap in zuid limburg

A

door de opheffing werden de dalen dieper en stroomde de rivieren sneller.

23
Q

wat is loss

A

de korrels waaruit het bestaat zijn kleiner dan zand maar groter dan klei, en lijkt op stof.

24
Q

hoe ligt de loss boven de oude gesteenten

A

de grotere korrels zoals zand werden in lagere delen van nederland neergezet, maar door de afname van windkracht door de heuvels kwam de loss in zuid limburg/

25
Q

waarom was het handig om vroeger in zuid limburg te wonen

A

löss is heel vruchtbaar, en de kalksteen was een makkelijke bouwmatriaal

vuursteen was ook voor gereedschap te gebruiken

26
Q

waar komen akkerbouwen en fruitteelt vaak voor in zuidlimburg

A

plateaus, of de hogere platte delen.

27
Q

wat kan gebeuren als het in zuid limburg heel hard regent

A

dat water langs de helling naar beneden stroomt.
als er geen begroeiing is, wordt de löss meegenomen. het maakt de grond dan minder vruchtbaar en verstopt riolen.

bodemerosie

28
Q

hoe kan je tegen bodemerosie

A

terrassen aanleggen zodat het water makkelijker in de grond infiltreert
bomen planten
akkers niet braak laten liggen

29
Q

wat wordt mergel voor gebruikt

A

het maken van cement

30
Q

waarom verdwijnt het oud gesteente in limburg

A

mensen graven het op voor verschillende dingen

31
Q

bodemerosie

A

het verdwijnen van het bovenste vruchtbare laagje land