Literatuur: IJzertijd (R. Jansen, hst. 11) Flashcards

1
Q

Huizenbouw IJzertijd: archeologisch perspectief.

Huizen op de zelfde plaats?

A

Conclusie: bewoners langer dan 1 generatie op dezelfde plek. Mogelijk was de locatie belangrijk.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Huizenbouw IJzertijd: archeologisch perspectief.

Huizen die na 1 generatie worden verlaten?

A

Conclusie: er bestaat een systeem waarbij de volgende generatie ergens anders een beoderij begint. mogelijk tuidens het gebruik van de 1e boerderij.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Huizenbouw IJzertijd: archeologisch perspectief.

Huizen die meerdere keren op hetzelfde erf worden herbouwd.

A

Conclusie: er is sprake van stabiliteit en de locatie/omgeving is belangrijk voor de nederzetting.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Ontwikkelingen die nog uit de bronstijd stammen die voortgaan in de ijzertijd

A
  1. celtic fields (wij gebruiken de term raatakkers). Dit waren uitgebreide akkercomplexen. vierkantjes in het landschap.
  2. urnenvelden: ‘urnenveldenperiode’. territorial markers.
  3. ontbossing
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

IJzertijd: veranderingen tegenover bronstijd

A

Huizen worden korter.
Overgang van natuur- naar cultuurlandschap

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Ijzertijd: grafheuvels

A

territorial markers

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Greppels en palenrijen

A
  1. Functioneel: ordenen
  2. Symbolisch: grenzen aangeven
  3. Territoriaal: aanduiden van eigendom (territorial markers)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

ijzertijd: nederzettingen: moeilijkheden.

A

Waar eindigt een nederzetting? who tf knows.
Het is lastig te zeggen welke huizen gelijktijdig waren en welke niet.
De meeste ijzertijdnederzettingsterreinen (wow lang woord) bestaan uit hergebruik sporen en structuren. lastig voor archeologen zeg. ik heb medelijden met die stakkers, vooral de dyslectische archeologen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Chronologie erven: late bronstijd-vroege ijzertijd

A

grotere nederzettingen, verspreid.
herbouw op dezelfde huisplaats

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Chronologie erven: midden ijzertijd

A

kleine woongebieden waarbinnen gelijktijdige erven op korte afstand van elkaar liggen.
zwervende erven? (let op met die term op de toets. de literatuur is er namelijk zeer kritisch over. dus niet zomaar gebruiken)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

chronologie erven: Late ijzertijd

A

kleine bewoningskernen
gelijktijdige erven liggen op korte afstand van elkaar.
als eerste greppels als markering woonplaats!
opnieuw: zwervend erf?????

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

ijzertijd: erven

A

geen standaardtypologie ijzertijderf.
grote variatie.
vaak na 1 generatie achtergelaten.
MAAR? IS DIT WEL ZO? ONDERWERP VAN DISCUSSIE
man man man ik snap het allemaal niet meer.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

erven: vroege ijzertijd

A

verschillende plaatsen langdurig bewoond. ook nieuwe plaatsen in gebruik.
dichtbij grafvelden (volledige ijzertijd)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

erven: midden en late ijzertijd

A

Soms locaties die ook in IJZV in gebruik waren.
steeds verder weg van riviergebieden
langere gebruiksduur
greppels: mogelijk symbolisch, geen verdediging
herbouw binnen erf
Demografische groei: meer vondsten en structuren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

erven: late ijzertijd

A

meerdere huisplattegronden, steeds dichter bij elkaar.
Nederzettingen voor het eerst omgeven door greppels
greppels buiten de nederzetting

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Topografie van het ijzertijdlandschap

A
  1. huisplategrond: bestaan uit paalsporen en soms wandgreppels
  2. erven bestaan uit samenhang van huisplattegronden, waterputten, spiekers/kuilen, soms greppels en palenrijen
  3. nederzettingen: meerdere gelijktijdige erven, begrensd door greppels/palenrijen
  4. cultuurlandschappen. bestaat uit samenhang begraafplaatsen, grafheuvels, cultusplaatsen, depositielocaties, natuurlijke plaatsen en akkers