Linguistics: an introduction Part III Psycholinguistics Flashcards

1
Q

Sapir-Whorf hypothesis

A

Is er een relatie tussen de taal die we spreken en hoe we denken en de wereld conceptualiseren?
Eerste principe: linguïstisch relativisme; als er voor landschap meerdere woorden bestaan met verschillende eigenschappen in de realiteit dan denken we ook over die soorten landschap als verschillend. En als we een enkel woord hebben voor iets dan denken we er ook over als tot een enkele categorie behorend.
Tweede principe: linguïstisch determinisme; de verschillende lexicale en grammaticale systemen van talen zijn het gevolg van een andere conceptualisatie van de wereld door de sprekers. Whorf verzekert dat ook grammatica hierbij in rekening wordt genomen. De structuur van de taal bepaalt in zekere zin ook de visie van de sprekers perceptie. Deze visie wordt versterkt door het principe thinking for speaking. De manier waarop we spreken beïnvloed hoe we denken. Mensen die een andere taal spreken zullen letten op andere zaken in een situatie, omdat we niet in het abstracte over een gedachte denken, maar eerder het dynamisch proces van denken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Slips of tongue

A

Ook speech error. Het komt voor wanneer je zinstructuur in je hoofd vooruit plant, maar je per ongeluk iets omwisselt. Dit bewijst dat we top-down productie hebben en niet alleen comprehensie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Spoonerism

A

Genoemt naar A. Spooner, het is een fout in de uitspraak van een zin. Twee letters of zelfs volledige woorden worden omgewisseld (You’ve Hissed my Mistery classes -> you’ve Missed my History classes; I am writing a friend to my letter -> I am writing a letter to my friend).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

The brain is contra-lateral

A

Elke hemisfeer van het brein werkt voor de tegengestelde kant van het lichaam.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Cerebral cortex

A

De buitenste laag van het brein gemaakt uit hersencellen of neuronen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Neurolinguistics

A

De wetenschappelijke studie naar de relatie tussen de hersenen en taal.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Lateralization

A

Bij rechtshandige mensen is de linkerhemisfeer van het brein dominant en bij linkshandige mensen in mindere mate.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Broca

A

Paul Broca was een Franse arts en antropoloog die het gebied van Broca in de hersenen ontdekte. Het ligt net boven de slaap aan de kant van de taal-dominante hemisfeer van de hersenen. Het zorgt voor taalproductie. Het is verbonden met Wernicke via een bundel van neuronen genaamd arcuate fasciculus.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wernicke

A

Carl Wernicke was een Duitse arts die het gebied van Wernicke ontdekte, iets groter dan het gebied van Broca. Het ligt meer naar achter in de taal-dominante hemisfeer van de hersenen net boven het oor. Het zorgt voor taalbegrip. Het is verbonden met Broca via een bundel van neuronen genaamd arcuate fasciculus.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Aphasia

A

Afasie is een vorm van spraakbeperking veroorzaakt door schade aan het gebied van Broca en/of Wernicke.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Broca’s aphasia

A

Bij schade aan het gebied van Broca ondervinden patiënten moeilijkheden met het produceren van taal. Het noemt dan ook agrammatic aphasia, ze kunnen bijna enkel lexicale woorden gebruiken zonder grammaticale constructie. Ze kunnen taal wel begrijpen, maar niet produceren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wernicke’s aphasia

A

Bij schade aan het gebied van Wernicke ondervinden patiënten moeilijkheden met betekenisvolle zinnen te vormen. Ze kunnen wel vloeiend spreken, daarom noemt het ook fluent aphasia.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Conduction aphasia

A

Bij schade aan de arcutate fasciculus ondervinden patiënten moeilijkheden bij het herhalen wat een ander zei. Ze gebruiken veel pauzes en haperen fel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Anomic aphasia

A

Mensen die hier aan lijden kunnen niet benoemen wat ze zien, met voelen of ruiken ondervinden ze geen problemen. Soms kan een patiënt de werkwoordsvorm wel kennen maar het zelfstandig naamwoord zijn ze compleet vergeten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Global aphasia

A

Een verstoring bij alle taalfuncties en alle verwerkende componenten. Dit komt voor bij schade aan grote delen van de frontale en temporale lobben.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Split-brains

A

Uit onderzoek blijkt dat de twee hemisferen van de hersenen andere signalen opvatten of verwerken. Ook zou hier een connectie of samenwerking tussen de twee moeten zijn. De linkerhemisfeer kan niet wat de rechterhemisfeer doet, maar ze kunnen het wel doorgeven aan elkaar.

17
Q

Dichotic listening test

A

Dit is een luistertest die door zowel het linker als het rechter ook tegelijk verschillende geluiden of woorden afspeelt. Bij deze test blijkt dat er vaker door het rechteroor dominantie wordt vertoont en dat stemt overeen met lateralization, want van het rechteroor gaat het signaal eerst naar de linkerhemisfeer via het corpus callosum.

18
Q

Wada test

A

Dit is een test die een Japanse neurochirurg uitvoerde om lateralization op de proef te stellen. Hij maakte gebruik van sodium om een van de hemisferen van het brein te paralyseren en onmiddellijk ontstond een contra-lateraal effect. Van de 103 waren er 79 linkerhemisfeer dominant, 2 rechterhemisfeer dominant en 22 zelfs bilateraal. De bilaterale hersenen komen voornamelijk voor bij linkshandige mensen.

19
Q

Brain scanning

A

Hersenscans bewijzen de lateralization van de hersenen.

20
Q

PET scanning

A

Positron Emission Tomography scanning is het inspuiten van een radioactieve isotoop in het bloed van een persoon. Wanneer neuronen in de hersenen dan in gang schieten dan hebben ze zuurstof nodig en verhoogd de bloedstroom. De verhoogde bloedstroom kan opgemerkt worden door de scanner die de radioactieve deeltjes herkent.
Dit leidde tot het subtraction paradigm waarbij PET scanning wordt gebruikt om taalactiviteit in de hersenen te lokaliseren. Eerst moet de persoon met radioactieve deeltjes in het bloed focussen op een punt. Dan zullen verschillende woorden onder het punt verschijnen of verschillende woorden gezegd worden. Als derde stap moeten ze zeggen wat ze lazen of hoorden. Ten slotte moeten ze het toepasselijke werkwoord zeggen bij het zien van een actie. Zo bepalen de wetenschappers welk deel van de hersenen bij specifieke taal-gerelateerde opdrachten.
Er treden ethische problemen op bij de duur van het experiment omwille van het inspuiten van radioactieve stof.

21
Q

fMRI

A

Functional magnetic resonance imaging is een niet invasieve techniek. Het kan gebruikt worden voor dezelfde doeleinden als PET, maar is accurater dan PET en gaat sneller. Ook is tijd geen probleem meer, omdat er geen stof meer ingespoten moet worden. FMRI’s zijn wel heel luid en de patiënt moet enorm stilliggen, zelfs de beweging van de kaak is al te veel, dus spreken gaat niet leiden tot een betrouwbare scan.