Lexicale beslissingen Flashcards

1
Q

Heeft betrekking op

A
  • semantisch geheugen -> mentale lexicon
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

belangrijke kaders

A
  1. spreading activation model
  2. compound cue model
  3. Location shifting model
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

RT bij ja/nee

A

word/associated word < Word/unass

Woord/niet-woord > niet-woord/woord

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

RT bij zelfde/verschillend

A

Word/ass < word/unass< Nonwoord/nonwoord

Word/nonw< nonwoord woord

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Hoe verschil woord - non-woord (M = 1087) VS non-woord - woord (M = 904) bij ja/nee taak te verklaren?

A

serieel beslissingsmodel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Hoe verschil geassocieerd & NIET-geassocieerd paar verklaren (in beide taken)?

A

“Location shifting model” VS “Spreading activation”

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Compound cue model

A

= GEEN “activatie”
- Items die worden aangeboden voor opzoeking in het geheugen vormen een “compound” in het KTG
dat gebruikt wordt om het LTG te doorzoeken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Vijf condities:

A

Vijf condities:
- Geassocieerd
- Niet-geassocieerd
- W-NW
- NW-W
- NW-NW

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

trials

A

98

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly