Lesson 7 Flashcards
1
Q
Pleiten voor/verdedigen
A
advocate
2
Q
groeven/uithollen
A
channel
3
Q
uitgebreid/veelomvattend
A
comprehensive
4
Q
tegendeel (…. advice)
A
contrary
5
Q
omvatten/bevatten
A
comprise
6
Q
omzetten/bekeren
A
convert
7
Q
decenium/tiental
A
decade
8
Q
duidelijk/specifiek/zeker
A
definite
9
Q
schikken/rangschikken
A
dispose
10
Q
verwijderen
A
eliminate
11
Q
empirisch (=gebaseerd op eigen ervaringen)
A
empirical
12
Q
uitrusten/toerusten
A
equip
13
Q
trekken/uittreksel
A
extract
14
Q
persoonlijk
A
finite
15
Q
stichting
A
foundation
16
Q
ideologie (=wetenschap achter idee”en)
A
ideology
17
Q
afleiden/concluderen
A
infer
18
Q
invoegen/plaatsen
A
insert
19
Q
ingrijpen
A
intervene
20
Q
isoleren/afzonderen
A
isolate
21
Q
wijze
A
mode
22
Q
een manier van naar iets kijken
A
paradigm
23
Q
verbieden/verhinderen
A
prohibit
24
Q
publiceren/uitgeven
A
publish
25
citeren/aanhalen
quote
26
loslaten/lossen
release
27
omkeren/ongedaan maken
reverse
28
stimuleren
stimulate
29
zool/ alleen/ enige
sole
30
enigsinds/ietswat
somewhat
31
voorleggen
submit
32
opvolger
successor
33
overleven/doormaken
survive
34
overbrengen/overdragen (kennis)
transmit
35
uiterst/allerlaatste
ultimate
36
vrijwilliger
voluntary