Lessen Flashcards
Welke boomsoort is een trage groeier en heeft veel licht nodig?
Eik
Wat zijn de drie functie van een bos
- Natuur (beschermen)
- Recreatie (beleven)
- Productie (benutten)
cultuurhistorie, jacht, waterberging, klimaat, fijnstofomvang
Welke kleuren geven wat aan bij het blessen
Blauw: houden; toekomstboom
Rood/oranje: boomverwijderen
Wit: neutrale kleur.
Wat is waterlotontwikkeling?
Boom die jonge takken maakt onderaan de stam als er stress is. Boom is wel gezond, maar heeft behoefte aan meer fotosynthese
Welke boomsoorten zijn verzurend?
Grove den en eik
Als een bodem te zuur is, welke soort plaats je dan?
Wintereik en zomereik (geen beuk)
Noem voordelen en één nadeel van natuurlijke verjonging
Voordelen
- goedkoop
- verjonging al aangepast op de standplaats. jongen hebben een beter wortelstelsel
Nadeel: je bent afhankelijk van wat er opkomt.
Noem voordelen en één nadeel van kunstmatige verjonging
Voordeel: je kan precies aanplanten wat je wilt
Nadeel: geld en vaak interessanter voor het wild. Die lopen om voor bosplantsoen
Waarom kiezen voor mengen vs een monocultuur?
Bij menging is er meer genetische diversiteit, successie, risicospreiding en beleving. (nadeel: wat is de verhouding? Gaat het concurreren? Welke soort is meer klimaatbestendig?)
Bij monocultuur is een bos gevoelig voor ziekten en klimaatverandering etc.
Wat is het verschil tussen een boom en een struik?
Boom: asvormende knoppen lopen uit. Hoofdscheut vaak dominant (apicale dominantie)
Struik: asvormende knoppen lopen uit aan de onderkant van de hoofdas.
Welke twee meristemen zijn er?
- apicale meristemen (knippen en wortelpuntjes): zorgt voor vorm!
- lateralen meristemen (Cambium)
Geef het ezelsbruggetje voor de schaduwtolerantie.
Beuk douglas zomaar in de ruwe berm, grove Dirk of trap je Japanse laars maar tegen die boomhazelaar.
Hoeveel licht laten schaduwboomsoorten door en hoeveel lichtboomsoorten?
Schaduw 10%, lichtboomsoorten 20-30 %
Noem 4 primaire groeiplaatsfactoren
- geologisch substraat
- klimaat
- water
- topografie
Noem secundaire groeiplaatsfactoren
- bosklimaat (licht)
- Bodem (humus)
- Waterhuishouding