Lessen Flashcards

1
Q

Welke boomsoort is een trage groeier en heeft veel licht nodig?

A

Eik

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat zijn de drie functie van een bos

A
  1. Natuur (beschermen)
  2. Recreatie (beleven)
  3. Productie (benutten)

cultuurhistorie, jacht, waterberging, klimaat, fijnstofomvang

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Welke kleuren geven wat aan bij het blessen

A

Blauw: houden; toekomstboom
Rood/oranje: boomverwijderen
Wit: neutrale kleur.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is waterlotontwikkeling?

A

Boom die jonge takken maakt onderaan de stam als er stress is. Boom is wel gezond, maar heeft behoefte aan meer fotosynthese

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Welke boomsoorten zijn verzurend?

A

Grove den en eik

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Als een bodem te zuur is, welke soort plaats je dan?

A

Wintereik en zomereik (geen beuk)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Noem voordelen en één nadeel van natuurlijke verjonging

A

Voordelen
- goedkoop
- verjonging al aangepast op de standplaats. jongen hebben een beter wortelstelsel

Nadeel: je bent afhankelijk van wat er opkomt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Noem voordelen en één nadeel van kunstmatige verjonging

A

Voordeel: je kan precies aanplanten wat je wilt

Nadeel: geld en vaak interessanter voor het wild. Die lopen om voor bosplantsoen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Waarom kiezen voor mengen vs een monocultuur?

A

Bij menging is er meer genetische diversiteit, successie, risicospreiding en beleving. (nadeel: wat is de verhouding? Gaat het concurreren? Welke soort is meer klimaatbestendig?)

Bij monocultuur is een bos gevoelig voor ziekten en klimaatverandering etc.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is het verschil tussen een boom en een struik?

A

Boom: asvormende knoppen lopen uit. Hoofdscheut vaak dominant (apicale dominantie)

Struik: asvormende knoppen lopen uit aan de onderkant van de hoofdas.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Welke twee meristemen zijn er?

A
  1. apicale meristemen (knippen en wortelpuntjes): zorgt voor vorm!
  2. lateralen meristemen (Cambium)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Geef het ezelsbruggetje voor de schaduwtolerantie.

A

Beuk douglas zomaar in de ruwe berm, grove Dirk of trap je Japanse laars maar tegen die boomhazelaar.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Hoeveel licht laten schaduwboomsoorten door en hoeveel lichtboomsoorten?

A

Schaduw 10%, lichtboomsoorten 20-30 %

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Noem 4 primaire groeiplaatsfactoren

A
  1. geologisch substraat
  2. klimaat
  3. water
  4. topografie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Noem secundaire groeiplaatsfactoren

A
  1. bosklimaat (licht)
  2. Bodem (humus)
  3. Waterhuishouding
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Waar/ niet waar: Bomen kennen lengtegroei primaire groei ) en diktegroei secundaire groei ).

A

Waar!

17
Q

Wat zijn de 2 functies van de bast?

A

beschermen en bovenal Assimilaattransport+ suikers van boven naar beneden.

18
Q

Wat zijn de 3 functies van hout in een boom?

A

mechanische stabiliteit
watertransport
opslag van assimilaten. (suikers)

19
Q

Waar/ niet waar: Buizen waardoor het water stroomt zijn de axiaal georiënteerde cellen

A

waar

20
Q

Wat is het verschil tussen ringporig loofhout en verspreidporig loofhout?

A

Ringporige soorten (eik) vormen grote vaten in het begin van het jaar
en daarna kleine vaten (in het laathout)

Verspreidporige soorten (beuk ) laten of;
- of een geleidelijke overgang van grote vaten in het begin van het jaar naar kleine vaten op het einde zien
- of vaten die bijna gelijk van grootte zijn over de hele jaarring.

21
Q

Wat zijn radiaal lopende sporen?

A

levende parenchym cellen. (alleen in het spint)
Taak: verzorgen van levende axiaal lopende parenchymcellen, opslag van suikers en spelen rol in reactiveren van watertransport.

22
Q

Waar/ niet waar: cellen zijn onderling verbonden via stippels. (ventieltjes die zowel doorstroming als bescherming kunnen regelen)

A

Waar

23
Q

Wat zijn de hoofdbestanddelen van hout?

A

Cellulose (bewapening) en lignine (beton)

24
Q

Wat is het bindmiddel tussen lignine en cellulose?

A

Hemicellulosen

25
Q

Wat geeft de celwanden sterkte?

A

De fibrillenhoek verschilt per laag: triplex effect

26
Q

Welke processen vormen kernhout

A
  • voedingsstoffen worden naar spint getransporteerd
  • Celholtes worden impermeabel gemaakt (verstopt) Stippels gaan dicht
  • celwanden worden geïmpregneerd
  • levende cellen sterven af
27
Q

Welk reactiehout vormen naaldbomen?

A

Drukhout (meer lignine, vlakke fibrillen)

28
Q

Welk reactiehout vormen loofbomen?

A

trekhout (meer cellulose, steile fibrillen)

29
Q
A