Hoofdstuk 6 (blz. 131-153) Flashcards
Hoe kan een volgende bosgeneratie tot stand komen?
Door natuurlijk of kunstmatig te verjongen
Wat houdt kunstmatig verjongen in?
Jonge bomen of struiken worden aangeplant of er wordt zaad gestrooid
Wanneer is individuele aanplant gewenst?
Wanneer men mengbomen of zaadbronnen in wil brengen
Beschrijf natuurlijke verjonging
Hierbij vestigen bomen of struiken zich door het kiemen van gevallen zaden en het doorgroeien van zaailingen. Dit kan spontaan, maar ook gestimuleerd worden door verjongingskap of terreinvoorbereiding.
Welke vier manieren van natuurlijke verjonging kan plaatsvinden?
- Wortelopslag (uitlopers groeien vanuit de wortel)
- Afleggers (een levende tak buigt naar de grond en maakt wortels op de plek waar hij de minerale bodem raakt)
- Stekken (wortels uit een afgebroken tak)
- Zaad (vanaf manbare leeftijd dragen bomen en struiken zaad dat door wind, water, dieren wordt verspreid
Welke stappen omvat de vestiging van natuurlijke verjonging?
Zaadzetting
Zaadval
Kieming
Overleving zaailingen
opgroei
Waar hangt de dichtheid van natuurlijke verjonging vanaf?
Van zaadzetting, verspreidingswijze, verspreidingsafstand en de periode van zaadval.
Wat zijn mastjaren?
Boomsoorten die enkel om de zoveel jaar zaad dragen, zoals beuk en Douglas. Andere soorten zetten elk jaar voldoende zaad om tot natuurlijke verjonging te leiden.
Welke bomen kunnen alleen door dieren tot ver buiten de kroonprojectie worden verspreid?
bomen met zware zaden zoals de eik en beuk. Andere zaden worden vaak door de wind verspreid. Zaden van els, populier en wilg worden naast wind ook door water verspreid.
Bij welke soorten komt natuurlijke verjonging niet of moeilijk van de grond? En waarom?
Adelaarsvaren, bochtige smele, pijpenstrootje, bosbes, braam en brandnetel. Bij een dikke mat van dergelijke soorten kiemen de zaden moeilijk. Ook de overlevingskans is klein door gebrek aan licht en uitdroging.
Wat is nog meer een sterk bepalende factor voor het slagen van natuurlijke verjonging?
Wild. Bij kieming zijn muizen, konijnen en hazen de dreiging. Reeën en herten hebben nog langer een negatieve invloed op de kwaliteit en samenstelling van nat. verjonging als gevolg van vraat-, veeg-, schil-, en slagschade.
Welke rol speelt licht in de kieming en overleving van zaailingen?
Overleving hangt af van de lichtbehoefte van de te verjongen soorten en de hoeveelheid licht die door het kronendak valt.
Waar hangt de hoeveelheid licht die door een kronendak valt vanaf?
- Van de boomsoort en de sluiting van de kroon- en struiklaag.
Beuk laat weinig licht door, berk laat veel licht door. Gaten in het kronendak kan duiden op het natuurlijk wegvallen van een boom door ziekte, plagen of ouderdom, storm en brand. - Beheer!
Voor lichtboomsoorten worden grotere gaten gemaakt terwijl schaduw verdragende soorten zich prima ontwikkelen bij minder licht.
Welke aspecten zijn van belang bij het voorspellen van natuurlijke verjonging?
de bosbeheerder moet in het veld talloze aspecten beoordelen zoals vegetatie, beschikbaarheid van moederbomen, mastjaren, lichtomstandigheden en wilddruk.
Welke besturingsinstrumenten hebben beheerders in handen om hoeveelheid en samenstelling van de natuurlijke verjonging te beïnvloeden?
- beïnvloeden van hoeveelheid licht door kap
- creëren van gunstig zaadbed door terreinvoorbereiding
- uitvoeren van bekalking of bemesting
- Goedplannen van verjonging
Is licht of schaduw bepalend voor de groei?
Elke soort groeit het snelst in het volle licht, maar er zit een groot verschil in de mate waarin een boom- of struiksoort schaduw kan verdragen. Op basis van schaduwtolerantie worden soorten betiteld als lichtboomsoort, halfschaduwbooomsoort of schaduwboomsoort.
Waar of niet waar?
Hoe hoger de schaduwtolerantie, hoe schaduwverdragender de soort is.
Waar (lichtboomsoorten verdragen schaduw het minst en zijn over het algemeen pionierssoorten zoals berk en grove den)
Waar of niet waar?
Bomen en struiken hebben op een arme groeiplaats meer licht nodig dan op een rijke groeiplaats.
Waar. Hiernaast geldt dat de meeste soorten in de jeugd schaduwtoleranter zijn dan op latere leeftijd.
Waarom heeft de term lichtboomsoort of schaduwboomsoort een dubbele betekenis?
Omdat de hoeveelheid licht die een bladerdak passeert, ook wordt beoordeeld door deze termen. Schaduwboomsoorten laten 10% door, lichtboomsoorten 20 - 30 %.
Door welke natuurlijke omstandigheden wordt de hoeveelheid licht onder een bos beïnvloed?
Door ziekten, plagen, ouderdom, storm, brand, wisselende grondwaterstanden ed. De natuurlijke dynamiek, op storm, ziekten en plagen na, is grotendeels verdwenen. kap is daardoor een belangrijk sturingsinstrument. Hiermee wordt de groei en de mogelijkheden voor verjonging bepaald.
Uit welke twee componenten bestaat beschikbaar licht voor verjonging?
- Direct licht dat direct van de zon po de verjonging valt door een opening in het kronendak
- Diffuus licht dat gefilterd door de kroonlaag van het bos op de verjonging valt.
Welke voordelen heeft diffuus licht voor de kwaliteit van verjonging? (tot hoogte van 3-6 meter)
- Zijtakken gaan meer horizontaal afstaan; takken komen daardoor eerder in schaduw en worden dan ook eerder afgestoten. (Snelle stamreiniging leidt tot een hogere houtkwaliteit.
- Diffuus licht onderdrukt de groei van concurrerende, lichtminnende vegetatie van bijvoorbeeld bramen en brandnetel.
Direct licht is beter voor de verdere groei.