les6/7 Flashcards

1
Q

samenhang tussen doelen, welke theorie en leg uit

A

intergoal relations theory –> mensen streven naar meerdere doelen op hetzelfde moment

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

conflict tussen doelen

A

nastreven van 1 doel bemoeilijk het andere

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

facilitatie tussen doelen

A

nastreven van 1 doel vergemakkelijkt het bereiken van een ander doel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

stelling goed/fout?; impulsen zorgen niet voor het automatisch nastreven van gedrag zonder erbij na te denken

A

fout; impulsen zorgen wel voor het automatisch nastreven van gedrag zonder erbij na te denken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

impulsen worden beïnvloed door; (5)

A
  • mate van wilskracht
  • cognitieve load ( veel aan je hoofd hebben)
  • alcoholconsumptie
  • gewoontes
  • stemming
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

betekenis contra-actie controle en geef een voorbeeld

A

verleidingen versterken lange-termijn doelen –> het zien van gebak herinnert je aan je lange-termijn doel; letten op de lijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

omgaan met impulsen of verleidingen (3)

A
  • aanpassen aan de omgeving
  • planning
  • implementatie -intenties = als -dan
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

omgaan met impulsen en verleidingen; leg aanpassen aan de omgeving uit

A

aanbrengen van kleine veranderingen in keuze alternatieven, dat de gewenste keuze het makkelijkst is ( = nudging)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

omgaan met impulsen en verleidingen; leg planning uit(welk model wordt hiervoor gebruikt?)

A

rubicon model

  1. ) identificeren zelfregulatie probleem
  2. ) identificeren cognitief-gedragsmatige respons
  3. ) indentificeren van goede gelegenheid om repsons te intiëren
  4. ) maken van een plan door contigentie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

omgaan met impulsen en verleidingen; leg implementatie - intenties uit

A

mentale link tussen specifieke cues en doelgerichte acties.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

als- proces

A

= specifiëren van situatie cues om de gewenste gedragsrespons te stellen verhoogt de mentale toegankelijkheid van deze cues

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

dan-proces

A

= confrontatie met gespecificeerde situationele cues activeert automatisch gewenste gedragspatroon

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

betekenis WOOP en leg uit

A
Wish = wat is je meest belangrijkste wens/zorg?
Outcome = wat is de beste uitkomst van je wens?
Obstacle = wat is het belangrijkste innerlijke obstakel
Plan = hoe zal je je obstakel overwinnen?
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly