les taches effectuees dans l'entreprise Flashcards
1
Q
een taak
A
une tàche
2
Q
een taak aan iemand toevertrouwen
A
confier une tàche a
3
Q
een taak uitvoeren
A
effectuer une tàche
4
Q
bestaan uit
A
consister à/en/dans
5
Q
verantwiirdelijk zijn voor
A
être responsable de
6
Q
zich belasten met, op zich nemen
A
se charger de
7
Q
zich bezighouden met
A
s’occuper de
8
Q
leiden, besturen
A
diriger
9
Q
directie, bestuur, leding
A
la direction
10
Q
leider, bestuurder
A
un dirigeant
11
Q
beheren
A
géret
12
Q
behher, beleid
A
la gestion
13
Q
gerant, bedrijfsleider, zaakvoerder
A
un gérant
14
Q
samenwerken
A
collaborer