les 6: Hersendelen en hun functie, ventrikels Flashcards

1
Q

hersenen

-wat?

A
  • véél complexer dan ruggenmerg
  • 20 miljard neuronen → georganiseerd in 100-den groepen
  • 97% van het zenuwweefsel
    1. 4 kg

-variatie in grootte, maar géén verband tussen omvang hersenen en intelligentie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

6 grote hersengebieden:

-(grote hersenen) A

A

cerebrum (A)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

6 grote hersengebieden:

-B

A

diencephalon: thalamus (B),

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

6 grote hersengebieden:

-C

A

diencephalon: hypothalamus (C)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

6 grote hersengebieden:

-D

A

diencephalon: epithalamus (met de epifyse) (D)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

6 grote hersengebieden:

-(middenhersenen) E

A

mesencephalon (E)

-hersenstam (truncus cerebri)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

6 grote hersengebieden:

-F

A

pons (F)

-hersenstam (truncus cerebri)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

6 grote hersengebieden:

-(verlengde merg) G

A
medulla oblongata (G)
-hersenstam (truncus cerebri)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

6 grote hersengebieden:

-(kleine hersenen) H

A

cerebellum (H)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

hersenventrikels

-wat?

A
  • holtes in ruggenmerg en de hersenen
  • gevuld met cerebrospinale vloeistof (of liquor)
  • bekleed met ependymcellen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

(hersenventrikels)
welke holtes?
-(A, B, C, D)

A

in het ruggenmerg:
-centraal kanaal (canalis centralis) (A)

in de hersenen: 4 hersenventrikels

  • twee laterale ventrikels (B)
  • derde ventrikel (C)
  • vierde ventrikel (D)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

(hersenventrikels)
2 laterale ventrikels (B):
-wat?
-E?

A
  • grootste ventrikels
  • in beide hemisferen van de grote hersenen
  • geen direct verbinding met elkaar, maar wel met het derde ventrikel via het interventriculaire foramen (E)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

(hersenventrikels)
derde ventrikel (C)
-wat?
-F, D?

A
  • in het diencephalon

- eindigt in smal kanaal, aquaductus cerebri (F), waarmee het in verbinding staat met het vierde ventrikel (D)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

(hersenventrikels)
vierde ventrikel (D)
-wat?
-(A)

A
  • ruitvormig
  • in de hersenstam (ligt tss de pons, medulla oblongata en cerebellum)
  • in verbinding met de subarachnoidale ruimte door 3 kleine openingen
  • loopt naar caudaal uit in het centrale kanaal (A) in het ruggenmerg
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

(hersenventrikels)
cerebrospinale vloeistof / liquor
-Wat?

A
  • gevormd bij de plexus choroïdeus = netwerk van capillairen in alle 4 ventrikels. Deze capillairen zijn bedekt met ependymcellen die liquor afgeven
  • de liquor circuleert via de ventrikels, het centrale kanaal en via de openingen in het dak van de vierde ventrikel naar de subarachnoidale ruimte
  • overtollige liquor wordt terug opgenomen in de bloedbaan
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

(hersenventrikels)
cerebrospinale vloeistof / liquor
-functie? (5)

A
  • voorziet zenuwweefsel van zuurstof en voedingsstoffen
  • voert afvalstoffen af
  • zorgt voor cst inwendige druk op het zenuwweefsel
  • zorgt voor schokdemping in de subarachnoidale ruimte
  • ondersteunt de zware hersenen