Les 6 Flashcards
0
Q
De zinnen aan de rechterkant
A
Las frases de la derecha
1
Q
In de stad, door de stad
A
Por la ciudad
2
Q
Ongeveer 6,8 miljoen
A
Unos 6,8 millones
3
Q
De berg, het gebergte
A
La montaña
4
Q
Het Andesgebergte
A
Los Andes
5
Q
De rivier
A
El río
6
Q
De Goede Week (voor Pasen)
A
La Semana Santa
7
Q
Feestweek in Sevilla in april
A
La Feria de Abril
8
Q
De koloniale tijd
A
El época colonial
9
Q
Het tijdperk, de periode
A
La época
10
Q
Deze soort muziek
A
Este tipo de música
11
Q
Het uur
A
La hora
12
Q
Mogelijk
A
Posible
13
Q
Wandelen
A
Pasear
14
Q
Het centrum
A
El centro
15
Q
Historisch
A
Histórico/-a
16
Q
De grootste
A
El/la más grande
17
Q
Het graf
A
La tumba
18
Q
Cristoffel Columbus
A
Cristóbal Colón
19
Q
Daarna
A
Después
20
Q
(Be)klimmen
A
Subir (a)
21
Q
Toren van de vroegere moskee in Sevilla
A
La Giralda
22
Q
De toren
A
La torre
23
Q
De moskee
A
La mezquita
24
Er is, er zijn
Hay (haber)
25
Het uitzicht
La vista
26
Fantastisch
Fantástico-/a
27
Arabisch paleis in Sevilla
El Alcázar
28
Het paleis
El palacio
29
De tuin
El jardin
30
Prachtig
Precioso/-a
31
De wijk
El barrio
32
Joods
Judio/-a
33
De straat
La calle
34
Dichtbij
Cerca (de)
35
Het wijnhuis, de tapasbar
La bodega
36
Winkelen
Ir de compras (yo voy)
37
Het voetgangersgebied
La zona peatonal
38
De winkel
La tienda
39
De keramiek
La cerámica
40
De banketbakkerij
La confitería
41
De zoete lekkernijen
Los dulces
42
Verrukkelijk
Exquisito/-a
43
De Schone Kunsten
Las Bellas Artes
44
De schilder, schilderes
El pintor, la pintora
45
De flamencogitaar
La guitarra flamenca
46
Oude arbeiderswijk in Sevilla
El barrio de la Triana
47
Het ding, de zaak
La cosa
48
Zien
Ver
49
Het schilderij
El cuadro
50
Uitrusten
Descansar
51
De hele stad
Toda la ciudad
52
De woordenschat
El vocabulario
53
De gastronomie, de kookkunst
La gastronomía
54
Het deel van de stad, de wijk
La parte de la ciudad
55
Eerst
Primero
56
Het voetbalelftal
El equipo de fútbol
57
Het noordoosten
El noreste
58
Aan de Middellandse Zee
En el Mediterráneo
59
Het westen
El oeste
60
Het oosten
El este
61
Het VVV-kantoor
La oficina de turismo
62
Aanbevelen
Recomendar
63
De (stads)plattegrond
El plano (de la ciudad)
64
De rondleiding
La visita guiada
65
Vertrekken
Salir
66
De bus
El autobús
67
Naar Triana
Para Triana
68
Is 's maandags geopend
Abre con lunes
69
De maandag
El lunes
70
De postzegel
El sello
71
De dinsdag
El martes
72
De woensdag
El miércoles
73
De donderdag
El jueves
74
De vrijdag
El viernes
75
De zaterdag
El sábado
76
De zondag
El domingo
77
Het winkelcentrum
El centro comercial
78
Identificeren, herkennen
Identificar
79
De telefooncel
La cabina de teléfonos
80
De informatiebalie
La oficina de información
81
De bakkerij
La panadería
82
De toiletten
Los servicios
83
De CD-winkel
La tienda de discos
84
De CD
El disco
85
Het postkantoor
La oficina de Correos
86
De kledingwinkel
La tienda de modas
87
(Er)naast
Al lado (de)
88
Rechts (van)
A la derecha (de)
89
Links (van)
A la izquierda (de)
90
Ver weg (van)
Lejos (de)
91
(Er)voor
Delante (de)
92
(Er)achter
Detrás (de)
93
Tegenover
Enfrente (de)
94
Waar, juist
Verdadero/-a
95
Niet waar, onjuist
Falso/-a
96
Het postkantoor
Correos
97
De taxistandplaats
La parada de taxis
98
Het koffiehuis, lunchroom
La cafetería
99
De parfumerie
La perfumería
100
De fruitwinkel
La frutería
101
Vol verrassingen
Lleno/-a de sorpresas
102
Gaat
Va (ir)
103
Volgende week
La semana próxima
104
De trein
El tren
105
Waarheen?
¿Adónde?
106
De fiets
La bicicleta
107
Te voet
A pie
108
Hoe vaak?
¿Con qué frecuencia?
109
De frequentie
La frecuencia
110
Gebruiken
Utilizar
111
De metro
El metro
112
Een keer per week
Una vez por semana
113
Twee keer per maand/jaar
Dos vezes al mes/año
114
De kerk
La iglesia
115
De voorstelling, de show
El espectáculo
116
De schat
El tesoro
117
De aanwijzing
La pista
118
De lijn
La línea
119
In de richting...
En dirección a...
120
De halte
La parada
121
Bussysteem in Bogotá
El transmilenio
122
Uitstappen
Bajar
123
De laan, boulevard
La avenida
124
Daar
Alli
125
Veranderen, overstappen
Cambiar
126
De minuut
El minuto
127
Het vervoersysteem
El sistema de transportes
128
Werken, functioneren
Funcionar
129
Om bij mij thuis te komen
Para llegar a mi casa
130
Het station
La estación
131
Moeten
Tener que
132
Tweede
Segundo/-a
133
De schatkaart
El mapa del tesoro
134
Derde
Tercero/-a
135
Doorgaan
Seguir
136
Rechtdoor
Todo recto
137
Het verkeerslicht
El semáforo
138
Afslaan
Girar
139
Het plein
La plaza
140
Oversteken
Cruzar
141
Het gebouw
El edificio
142
Het historisch centrum van Bogotá
La Candelaria
143
Gebouw van de volksvertegenwoordiging
El capitolio
144
Nationaal, staats-
Nacional
145
Colombiaans kunstenaar
Fernando Botero
146
De pauze
La pausa
147
Voordat u aankomt
Antes de llegar
148
Samen
Juntos/-as
149
De straat, laan
La carrera
150
Het goud
El oro
151
De verdieping
La planta
152
De tentoonstelling
La exposición
153
Voor de komst van de Spanjaarden
Prehispánico/-a
154
Tonen, laten zien
Mostrar
155
Het belang, de betekenis
La importancia
156
Symbolisch
Simbólico/-a
157
Welkom (in)
Bienvenido/-a (a)
158
Deze plek, plaats
Este lugar
159
Het gouden voorwerp
La pieza de oro
160
Het voorwerp
El objeto
161
Het materiaal
El material
162
De figuur
La figura
163
Gemaakt, geproduceerd
Fabricado/-a
164
Verfijnd, geavanceerd
Sofisticado/-a
165
Tot (wel)
Hasta
166
Het is moeilijk uit te leggen
Es difícil explicarlo
167
Uitleggen
Explicar
168
U moet het zelf zien
Tiene que verlo
169
Het (kunst)werk
La obra
170
Na het bezoek
Después de la visita
171
Wat dacht u van een pauze?
¿Qué tal una pausa?
172
Genieten van
La colección
173
De boot
La barca
174
Mytisch heerser (letterlijk 'de vergulde'
"El Dorado"
175
De mythe
El mito
176
De gids
El/la guía
177
De wandeling
El paseo
178
De brochure, folder
El prospecto
179
Spaanssprekend
Hispanohablante
180
Tot slot
Finalmente
181
Het voorstel
La propuesta
182
De route, het traject
El recorrido
183
Gerangschikt, op volgorde
Ordenado/-a
184
Langzaam
Lento/-a
185
De (auto)weg
La carretera
186
Dit keer
Esta vez
187
De dans
El baile
188
De zee
El mar
189
Ze zeggen dat, er wordt gezegd dat
Se dice que (decir)
190
De Colombiaan, Colombiaanse
El colombiano, la colombiana
191
De soap
La telenovela
192
Weinig
Pocos/-as
193
Het Amazoneregenwoud
La selva amazónica
194
De Stille Oceaan
El Pacífico
195
Mooi
Hermoso/-a
196
Het ritme
El ritmo
197
Latijns-Amerikaans
Latino/-a
198
Populair, geliefd
Popular
199
Colombiaanse muziekstijl
La cumbia
200
Spaanstalig
Hispano/-a
201
De bevolking
La población
202
Maar (bij tegenstellingen)
Sino
203
Als/wanneer
Cuando
204
Dynamisch
Dinámico/-a
205
Verbinden
Conectar
206
Geschikt
Adecuado/-a
207
Trots zijn (op)
Estar orgulloso/-a (de)
208
De Nobelprijs voor de Literatuur
El Premio Nobel de Literatura
209
Misschien
Quizá
210
De beeldhouwer, de beelhouwster
El escultor, la escultora
211
Dik
Gordo/-a
212
Mooi
Bello/-a
213
Ontdekken
Descubrir
214
Op een dag, ooit
Algún día
215
Klaar, gereed (voor)
Preparado/-a (para)
216
Bus in Bogotá
La buseta
