Les 1 Flashcards
0
Q
Reis naar het Spaans
A
Viaje al español
1
Q
Luisteren
A
Escuchar
2
Q
De reis
A
El viaje
3
Q
Het Spaans
A
El español
4
Q
De oude beschavingen
A
Las cultures antiguas
5
Q
De Mayaruines
A
Las ruinas mayas
6
Q
De kathedraal van Palma
A
La catedral de Palma
7
Q
Het Pradomuseum
A
El museo del Prado
8
Q
De koffie
A
El café
9
Q
De chocolade
A
El chocolate
10
Q
De cactus
A
El cactus
11
Q
De sangria
A
La sangría
12
Q
De flamenco
A
El flamenco
13
Q
De gitaar
A
La guitarra
14
Q
De condor
A
El cóndor
15
Q
De paella
A
La paella
16
Q
De taco’s
A
Los tacos
17
Q
De pampa
A
La pampa
18
Q
Luister
A
Escuche
19
Q
Vergelijk
A
Comparen
20
Q
De resultaten
A
Los resultados
21
Q
Hallo
A
Hola
22
Q
Hoe heet je?
A
¿Cómo te llamas?
23
Q
Beroemde mensen
A
Personas famosas
24
Hoe heten de personen?
¿Cómo se llaman las personas?
25
De (voor)naam
El nombre
26
De achternaam
El apellido
27
De eerste is ...
El uno es ...
28
Kettingoefening
En cadena
29
Hoe heet u?
¿Cómo se llama usted?
30
Ik heet
Me llamo
31
En u?
¿Y tú?
32
Ik ben
Soy
33
En u?
¿Y usted?
34
Begroeten en afscheid nemen
Saludos y despedidas
35
De begroeting
El saludo
36
Het afscheid
La despedida
37
Nog een keer
Otra vez
38
Tot ziens
Adiós
39
Goedendag, goedemorgen
Buenos días
40
De dag
El día
41
Goedemiddag, goedenavond
Buenas tardes
42
De namiddag, de vooravond
La tarde
43
Goedenavond, goedenacht
Buenas noches
44
De nacht, de avond
La noche
45
Tot snel
Hasta pronto
46
Tot ziens
Hasta luego
47
Tot morgen
Hasta mañana
48
Of
O
49
Hoe spreek je het uit?
¿Cómo se pronuncia?
50
Uitspreken
Pronunciar
51
Deze namen
Estes nombres
52
Chili
Chile
53
Lees
Lea
54
Dan, daarna
Luego
55
Vul aan
Complete
56
De uitspraakregels
Las reglas de pronuciación
57
De tortilla
La tortilla
58
Het strand
La playa
59
De geografie, de aardrijkskunde
La geografía
60
De informatie
La información
61
De organisatie
La organización
62
De universiteit
La universidad
63
Het theater
El teatro
64
De kiosk
El quiosco
65
Het concert
El concierto
66
Het hotel
El hotel
67
De tongbreker
El trabalenguas
68
Meneer, mevrouw
Don, doña
69
De favouriete namen
Los nombres favoritos
70
De baby
El bebé
71
De tekst
El texto
72
De favouriete babynamen
Los nombres favoritos de bebé
73
In Spanje
En España
74
(Ze) zijn
Son
75
Voor jongens
Para niños
76
Voor meisjes
Para niñas
77
De Spaanse autonome regio's
Las comunidades
78
Met
Con
79
De officiële talen
Las lenguas oficiales
80
Verschillend, anders
Diferentes
81
Bijvoorbeeld
Por ejemplo
82
Catalonië
Cataluña
83
(Ze) heten
Se llaman
84
Het Baskenland
Les País Vasco
85
Veel
Muchos
86
Galicië
Galicia
87
Afgezien van, behalve
Además de
88
De Spaanse steden
Las cíudades españolas
89
Het noorden van Africa
El norte de África
90
Arabisch
árabes
91
Mijn Spaanse identiteit
Mi identidad española
92
De identiteit van uw medecursisten
La identidad de sus compañeros/-as
93
Woorden met geschiedenis
Palabras con historia
94
Het woord
La palabra
95
Tachtig procent
El ochenta por ciento
96
Van het Spaans
Del español
97
Komt uit het Latijn
Viene del latín
98
De familie, het gezin
La familia
99
Het werk
El trabajo
100
Het metaal
El metal
101
De rest
El resto
102
Uit andere talen
De otros leguas
103
Veel woorden
Muchos palabras
104
Zijn uit het Arabisch afkomstig
Son del árabe
105
Zoals
Como
106
De olie
El aceite
107
De rijst
El arroz
108
Het kopje
La taza
109
De alcohol
El alcohol
110
De sinaasappel
La naranja
111
Uit het Grieks
Del griego
112
De bibliotheek
La biblioteca
113
Het karakter
La carácter
114
Andere woorden komen uit
Otras palabras vienen de
115
De inheemse talen
Las lenguas indigenas
116
Amerika (Noord en Zuid)
América
117
De tabak
El tabaco
118
De gaucho
El gaucho
119
De tomaten
Los tomates
120
Ook
También
121
Amerikaans
Americanos
122
Vandaag
Hoy
123
Het Engels
El inglés
124
De oorsprong, herkomst
El origen
125
Veel nieuwe woorden
Muchas palabras nuevas
126
De shampoo
El champú
127
De camping
El cámping
128
Het voetbal
El fútbol
129
Alle talen
Todos las languas
130
Veel invloeden
Muchos influencias
131
'Aceite' betekent ...?
'Aceite' significa ... ?
132
Betekenen
Significar
133
Wat betekent?
¿Qué significa?
134
Ja
Si
135
Nee
No
136
Ik weet het niet
No sé
137
De tabel
El tabla
138
Mannelijk
Masculino/-a
139
Vrouwelijk
Femenino/-a
140
Het enkelvoud
El singular
141
Het meervoud
El plural
142
De woordenbingo
El bingo de palabras
143
Waarom leer je Spaans?
¿Para qué estudias español?
144
Kruis aan
Marque
145
De reden
El motivo
146
Ik leer Spaans
Estudiar español
147
Om te reizen (naar)
Para viajar (a)
148
Latijns-Amerika
Latinoamérica
149
Werken
Trabajar
150
In een hotel
En un hotel
151
Studeren
Estudiar
152
Kopen
Comprar
153
Het perceel, landhuis
La finca
154
(Be)luisteren
Escuchar
155
De Cubaanse muziek
La música cubana
156
Mexico
México
157
De vakantie doorbrengen
Pasar las vacaciones
158
Praten
Hablar
159
Mijn partner
Mi pareja
160
De werkwoorden op -ar
Los verbos en -ar
161
Ik
Yo
162
Jij
Tú
163
Hij/zij
él/ella
164
U
Usted
165
Wij
Nosotros/nosotras
166
Jullie
Vosotros/vosotras
167
Zij (mv)
Ellos/ellas
168
U (mv)
Ustedes
169
De klassieke muziek
La música clásica
170
Een appartement
Un apartamento
171
Of
Si
172
Ze zeggen 'jij' tegen elkaar
Se hablan de 'tú'
173
De mevrouw, de dame
La señora
174
De meneer, de heer
El señor
175
Argentinië
Argentina
176
Andalusië
Andalucia
177
De vriend, de vriendin
El amigo, la amiga
178
De redenen van de groep
Los motivos del grupo
179
Presenteer
Presente
180
Nu
Ahora
181
De eindtaak
La tarea final
182
Het domino(spel)
El dominó
183
De voorbereiding
La preparación
184
Het zelfstandig naamwoord
La sustantivo
185
Het (persoonlijk) voornaamwoord
El pronombre
186
Het werkwoord
El verbo
187
Het lidwoord
El artículo
188
Het land
El país
189
Van Arabische oorsprong
De origen árabe
190
Het spel
El juego
191
Meenemen
Llevarse
192
De etappe
La etapa
193
De letter
La letra
194
De uitspraak
La pronunciación
195
Moeilijk
Dificil
196
De uitdrukking
La expresión
197
Nuttig
Útil
198
De grammaticale onderwerpen
Los temos de gramática
199
De culturele aspecten
Los aspectos culturales
200
Cultureel
Cultural
201
De pan-Amerikaanse snelweg
La Panamericana
202
Van noord naar zuid
De Norte a Sur
203
De route, hoofdweg
La ruta
204
Fascinerend
Fascinante
205
Door
Por
206
Het continent, werelddeel
El continente
207
Van(uit)
Desde
208
Tot
Hasta
209
Deze route
Esta ruta
210
Gaan door, lopen door
Pasar por
211
De klimaatzone
La zona climática
212
De cultuur
La cultura
213
Heel verschillend
Muy diferente
214
Met hun talen
Con sus lenguas
215
Hun gastronomie
Su gastronomía
216
Het landschap
El paisaje
217
Indrukwekkend
Impresionante
218
Elk/ieder
Cada
219
Het hoofdstuk, de les
La lección
220
Presenteren, voorstellen
Presentar
221
Op de landkaart
En el mapa
222
De landen die genoemd worden
Los países que se mencionan
223
Noemen, vermelden
Mencionar
224
Dominicaanse Republiek
República Dominicana
225
Panama
Panamá
226
Peru
El Perú
227
Verbind
Relacione
228
De foto
La foto
229
Mexico-Stad
Ciudad de México
230
De metropool, wereldstad
La metrópolis
231
Patagonië
La Patagonia
232
De koloniale architectuur
La arquitectura colonial
233
Het Titicacameer
El lago Titicaca
234
Ik heb een vraag
Tengo una pregunta
235
Langzamer
Más despacio
