les 4-7 Flashcards

1
Q

wat zegt de periode en de groep

A

de periode is een horizontale rij die gaat van links naar rechts waarbij het atoomnummer Z stijgt

de groep is een verticale kolom die gaat van boven naar onder en in 1 groep zitten elementen met dezelfde chemische eigenschappen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

wat is A en Z

A

A = atoommassagetal = aantal neutronen + protonen

Z = atoomnummer = aantal protonen = aantal elektronen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

hoe bereken je de gemiddelde atoommassa

A

de atoommassa van de isotoop vermenigvuldigen met het percentage/100 en die optellen met de andere isotopen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

geef de kwantumgetallen + symbool

A

hoofdkwantumgetal n

nevenkwantumgetal l

magnetisch kwantumgetal m

spinkwantumgetal ms

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

teken het Aufbau principe

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

welke 2 afwijkingen op et Aufbau principe heb je + hoe komt dat

A

Cr en Cu en dat komt omdat bij toenemend atoomnummer worden energieverschillen tussen subniveau’s kleiner, waardoor het atoom extra stabiliteit wilt voor de halfgevulde orbitalen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

welke elementen in het systeem eindigen hun configuratie met s, p, d of f

A

rood = s

geel = p

blauw = d

groen = f

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

hoe bereken je de effectieve kernlading

A

Z* = Z - σ

σ veranderd naarmate het elektron op dezelfde schil of op een andere schil ligt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

formule atoomstraal

A

r = cte * n²/Z*

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

hoe gaat de EN in het periodiek systeem

A

EN stijgt van links naar rechts en van onder naar boven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

hoe gaat de ionisatie energie, elektronen affiniteit, atoomstraal, metallisch en niet-metallisch karakter in het periodiek systeem

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

hoe gaat de ionisatie energie, elektronen affiniteit, atoomstraal, metallisch en niet-metallisch karakter in het periodiek systeem

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

hoe bereikt een ion en covalente binding de octetstructuur

A

ion: met het uitwisselen van één of meerdere elektronen
covalent: met het delen van één of meerdere elektronen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

wat vormen metalen en niet metalen bij de ionbinding

A

metalen vormen kationen (positief)

niet metalen vormen anionen (negatief)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

2 eigenschappen van ionbinding

A

meestal vast en hoog smeltpunt

slechte elektrische geleiders

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

uit wat bestaat een ion en covalente binding

A

ion: niet-metaal en metaal
covalent: 2 niet-metalen

17
Q

wanneer zijn ion en covalente bindingen apolair en polair

A

ion: symmetrisch = apolair

niet symmetrisch = polair

covalent: tussen identieke atomen = apolair

tussen niet identieke atomen = polair

18
Q

wanneer heb je een ion of covalente binding als je kijkt bij de EN-waarde

A

ion: ΔEN > 1,7
covalent: ΔEN < 1,7

19
Q

andere naam voor intermoleculaire krachten

A

Van der Waals krachten

20
Q

wat is er speciaal aan een ideaal gas

A

die heeft geen intermoleculaire krachten

21
Q

wat is het molair volume van 1 mol gas bij normale omstandigheden

A

22,4 l/mol

22
Q

wat is de Debye kracht

A

combinatie van de dipool-dipool en londonkrachten

23
Q

hoe zijn de IM-krachten gerangschikt van sterk naar zwak

A

waterstofbruggen > dipool-dipool > Debye > Londonkrachten