les 1-3 Flashcards

1
Q

verschil tussen fysische en chemische verschijnselen + vb

A

bij chemische verschijnselen verandert de chemische samenstelling van de stof (atoomcombinatie) bv. ijzer + zwavel geeft ijzersulfide

bij fysische verandert de aggregatietoestand en dergelijke maar de samenstelling van de stof zelf verandert niet bv. smelten van ijs naar water

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

wat zijn intensieve en extensieve eigenschappen + andere naam + vb

A

intensieve of stofeigenschappen zijn onafhankelijk van de hoeveelheid materie bv. kookpunt

extensieve of voorwerpeigenschappen zijn wel afhankelijk daarvan bv. volume

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

welke 2 soorten materie heb je

A

zuivere stoffen

mengsels

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

welke 2 soorten materie heb je

A

zuivere stoffen

mengsels

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

wat zijn zuivere stoffen + hoe kan je ze onderverdelen

A

zuivere stoffen zijn stoffen die bestaan uit 1 molecule + enkelvoudige en samengestelde zuivere stoffen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

wat is het verschil tussen enkelvoudige en samengestelde zuivere stoffen + vb

A

enkelvoudige zuivere stoffen bestaan uit maar 1 atoomsoort bv. ijzer en samengestelde uit 2 of meerdere bv. water

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

wat zijn mengsels + hoe kan je ze onderverdelen

A

dat zijn stoffen die bestaan uit 2 of meerdere zuivere stoffen + homogene en heterogene mengsels

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

wat is het verschil tussen homogene en heterogene mengsels + vb

A

bij homogene mengsels kan je de zuivere stoffen niet meer onderscheiden van elkaar. ze zijn goed mengbaar bv. suikerwater

bij heterogene mengsels wel en zijn ze niet goed mengbaar bv. olie en water

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

2 formules van de algemene gaswet

A

P*V = n * R * T

P1*V1/T1 = P2*V2/T2

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

volgorde van de mannen van de atoommodellen

A

dalton - thomson - rutherford - chadwick - bohr

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

wat is het atoommodel van dalton

A

alle materie is opgebouwd uit atomen en een atoom is een massieve bol

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

wat is het atoommodel van thomson

A

atomen zijn massieve bollen die gelijkmatig gevuld is met positieve lading met daarin negatieve deeltjes (elektronen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

wat is het atoommodel van rutherford

A

atomen bestaan uit een kleine positieve kern van met daarrond een elektronenwolk van elektronen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

atoommodel chadwick

A

er zijn neutronen in de kern die geen lading hebben

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

wat is het atoommodel van bohr

A

de elektronen vliegen op verschillende banen of niveau’s (schillen) rond de kern

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

formule frequentie met golflengte + benoem de delen

A

f = v/λ

v = voorplantingssnelheid

λ = de golflengte

17
Q

formule foto-elektrisch effect + benoem de delen

A

Efoton = h*f

+ met h de constante van Planck en f de frequentie van het licht

18
Q

wat zegt de hypothese van de Broglie

A

dat de golflengte van een elektron deze formule heeft:

λe = h/p met h = de constante van Planck en p = de impuls van het deeltje = m*v

19
Q

formule onzekerheidsprincipe van Heisenberg met een gevolg

A

Δx*Δp ≥ h/4π

gevolg: het verleden en toekomstig gedrag van een deeltje kan nooit met zekerheid voorspeld worden en ook nooit de exacte positiebepaling

20
Q

wat is n, l, m en ms + uitleg

A

n = hoofdkwantumgetal => de schil

l = nevenkwantumgetal => s = 0 p = 1 d = 2 f = 3

m = magnetisch kwantumgetal => s = 0 p = -1 0 +1 d = -2 -1 0 +1 +2 f = -3 -2 -1 0 +1 +2 +3

ms = spinkwantumgetal => bij pijltje naar boven +½ bij pijltje naar onder -½