les 11 Flashcards

1
Q

wat is het verschil tussen zuur en basen met protonen

A

zuur = protondonor

base = protonacceptor

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

zuur-base reactie

A

zuur1 + base1

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

wat is Kw

A

Kw = constante = ionenproduct van water = altijd 10-14

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

waar is de Kw wel en niet afhankelijk af

A

Kw is niet afhankelijk van verandering in concentratie maar wel van de temperatuur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

formule pH en pOH

A

pH = -log [H3O+]

pOH = -log [OH-]

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

wanneer heb je neutrale, zure of basische oplossing

A

neutraal: pH = 7
zuur: pH < 7
basisch: pH > 7

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

formule met pH en pOH

A

pH + pOH = 14

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

wat is Ka + formule + wanneer heb je een sterk en zwak zuur

A

Ka is de zuurconstante

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

welke vereenvoudigen kan je doen bij een zwak zuur

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

wat is Kb + formule + wanneer heb je een sterkke en zwakke base

A

Kb is de baseconstante

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

welke vereenvoudigen kan je maken bij een zwakke base

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly