Les 3c Flashcards

1
Q

Gh

A

Groeihormoon

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Fsh

A

Follikel stimulerend hormoon

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Lh

A

Lutheïniserend hormoon

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Tsh

A

Thyroïd stimulerend hormoon

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Acth

A

Adrenocorticotroop hormoon

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Recessief gen

A

Een gen dat alleen tot uiting komt als er 2 van zijn(1van vader 1van moeder)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Hyperpituitarisme

A

Hypofyse produceert te veel (van een specifiek) hormoon

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Adh

A

Anti diuretisch hormoon

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Dorst proef

A

Onderzoek om te achterhalen wat de oorzaak is van veel drinken en plassen. Er wordt gekeken of de urine voldoende geconcentreerd kan worden tijdens het dorsten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Polyurie

A

Te hoge urine productie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Polydipsie

A

Veel drinken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Pollakisurie

A

Vaak plassen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Hypothyreoïdie

A

Te laag werkende schildklier

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Hyperthyreoïdie

A

Te snel werkende schildklier

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Thereoïditis

A

Schildklier ontsteking

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Thyreotoxicose

A

Te veel schildklierhormoon in het bloed a. G. V een onderliggende ziekte

17
Q

Ziekte van gravus

A

Auto immuunziekte waarbij hyperthyreoïdie optreedt

18
Q

Ziekte van hashimoto

A

Auto immuunziekte waarbij er een hypothyreoïdie ontstaat

19
Q

Struma

A

Vergroting van schildklier

20
Q

Hyperparathyreoïdie

A

Te snel werkende bijschildklier

21
Q

Hypoparathyreoïdie

A

Te langzaam werkende bijschildklier

22
Q

Parathormoon

A

Hormoon dat de calciumhuishouding reguleert

23
Q

Hypercalciëmie

A

Te veel calcium in het bloed

24
Q

Tetanie

A

Spierverkramping

25
Q

HbA1c

A

De hoeveelheid glucose die zich aan de hemoglobine bindt na herhaaldelijke voorkomende hyperglycaemie

26
Q

Sclerose

A

Verharding

27
Q

Gangreen

A

Weefsel sterfte