Les 2a Flashcards

Voortplantingsstelsel

1
Q

Primaire geslachtskenmerken

A

Kenmerken van de geslachtsorganen die al aanwezig zijn bij de geboorye

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Secundaire geslachtskenmerken

A

Kenmerken van de geslachtsorganen die pas onstaan tijdens de pubertijd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Pubertijd

A

Levensfase waarin hormonale veranderingen zorgen voor verandering van het lichaam en geest

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Ovulatie

A

Eisprong

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Hypofyse

A

Hormoonklier die zich onderaan de hersenen bevindt en die alle Hormoonklier in het lichaam aanstuurt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Hormonen

A

Boodschapperstoffen die door de hormoonklieren/ hormoonproducerende weefsels aan het bloed word afgegeven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Doelcellen

A

Cellen die reageren op een boodschapstof(b. V. Een hormoon)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

(membraam) receptor

A

Een receptor die zich op het celmembraan van een cel bevindt en die specifieke moleculen kan binde daarop volgt een actie in/van de cel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Oestrogeen

A

Vrouwelijke geslachtshormoon dat in de ovaria geproduceerd word

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Progesteron

A

Vrouwelijke geslachtshormoon dat in de ovaria geproduceerd word

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Testosteron

A

Mannelijke geslachtshormoon dat in de tests geproduceerd word

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Scrotum

A

Balzak

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Penis

A

Mannelijk lid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Testis (testes)

A

Zaadbal (zaadballen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Epididymis

A

Bijbal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Ductus deferens

A

Zaadleider

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Vesica seminalis

A

Zaadblaasje

18
Q

Glundula prostata

A

Prostaat

19
Q

Ejaculatie

A

Zaadloosing (klaarkomen

20
Q

Sperma

A

Mengsel van zaadcellen vocht ui de de prostaat en het zaadblaasje

21
Q

Vulva

A

Vrouwelijke uitwendige geslachtsorganen

22
Q

Labia minora

A

Kleine schaamlippen

23
Q

Labia majora

A

Grote schaamlippen

24
Q

Clitoris

A

Kittelaar

25
Q

Vagina

A

Schede

26
Q

Tuba(e) uterina

A

Eileider(‘s)

27
Q

Uterus

A

Baarmoeder

28
Q

Ovaria

A

Eierstokken

29
Q

Cervix

A

Baarmoederhals

30
Q

Follikel

A

Eicel met omringende cellen

31
Q

Fertilisatie

A

Bevruchting

32
Q

Conceptie

A

Bevruchting

33
Q

Zygote

A

Bevruchte eicel

34
Q

Nidatie

A

Innesteling (in baarmoederslijmvlies)

35
Q

Hypothalamus

A

Hormoonklier in de hersenen die de hypofyse aanstuurd

36
Q

Fsh

A

Follikel stimulerend hormoon

37
Q

Lh

A

Luteïniserend hormoon

38
Q

Interstitiële cellen (testis)

A

Tussenliggende cellen in de zaadballen die testosteron produceren

39
Q

Zaadbuisje??

A

Buisvormige vaatjes die de zaadcellen produceren

40
Q

Negatieve terugkoppeling

A

Als er meer van stof b geproduceerd word de productie van a geremd

41
Q

Corpus luteum

A

Gele lichaam(productie progesteron na ovulatie)

42
Q

hCG

A

Humaan choriangotrofine (zwangerschapshormoon)