Les 3 Theoretische Beschouwing Flashcards

1
Q

liberaal egalitarisme (perspectief op diversiteit)

A

Visie: er is geen verschil
Beleid: Kleurenblindheid
Doordat je iedereen gelijk behandelt, stellen we niemand voor de ander.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Diversiteit (perspectief op diversiteit)

A

Visie: verschil is meerwaarde
Beleid: economisch perspectief
(in welke mate echt sensitief voor verschil (in bedrijven)?)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Superdiversiteit (perspectief op diversiteit)

A

Visie: diversiteit in diversiteit
Omgang = vanzelfsprekend
Beleid: ‘Samenleven’

verschillen tussen EN binnen groepen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Interculturalisme (perspectief op diversiteit)

A

Visie: respect voor verschil
Omgang = inzetten op dialoog
Beleid: ‘Ontmoeten’, samen verantwoordelijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Intersectionalisme/intersectionaliteit (perspectief op diversiteit)

A

Visie: verschil=kruis/snijpunt, ordening maatschappij
Beleid: bewust van sociale ongelijkheid

invloed van machtsverhoudingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Anti racisme (perspectief op diversiteit)

A

Visie: verschil=bron van vooroordelen en discriminatie
omgang= ongelijkheid bestrijden
Beleid: discriminatie aanpakken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Benoem de 4 golven van de emancipatiebeweging.

A
  1. Vrouwenkiesrecht, bescherming sekswerkers
  2. Arbeid, onderwijs, rechtspositie, radicale stellingen over lichaam, relaties en seksualiteit (babyboomers)
  3. Hernieuwde vorm van feminisme: vrouwelijke universele identiteit verandert naar diversiteit van interpretaties en stromingen over wat het is en doet (zelfontplooiing, rol vader, glazen plafond)
  4. Intersectionaliteit, manieren van onderdrukking door racisme en seksisme (centraal: hoe deze onderdrukking elkaar beinvloeden en hoe ze bevecht kunnen worden)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

4 acculturatiestrategieen (persoon die migreert)

A

Integratie: combinatie (behoud+overnemen)
Separatie: focus erfcultuur (behoud)
Assimilatie: focus gastcultuur (overnemen)
Marginalisatie: geen van beide culturen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

4 acculturatiestrategieen (het ontvangende land)

A

Multicuturalisme: Combinatie (behoud + overnemen)
Segregatie: focus erfcultuur (Behoud)
Smeltkroes: focus gastcultuur (overnemen)
Exclusie: geen van beiden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Neo-assimilatie (perspectief op diversiteit)

A

visie: verschil=gevaar

nieuwkomers aanpassen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Multiculturalisme (perspectief op diversiteit)

A

visie: verschil=verrijkend
minderhedenbeleid: dmv het opstarten van etnische zelforganisaties

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Post kolonisme (perspectief op diversiteit)

A

Visie: verschil vanuit Eurocentrisme
Omgang: denken en doen transformeren
Beleid: dekoloniseren stimuleren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Benoem verschillende migratiekanalen

A
Arbeidsmigranten
Studenten
Gezinshereniging
Asielzoekers en vluchtelingen
Illegale en niet-geregistreerde migranten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Intersectionaliteit

A

Verwijst naar intersecties (kruispunt) van de verschillende ordeningsprincipes die gelijktijdig met elkaar verweven zijn in het snijpunt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Intersectioneel denken

A

Manier van en/en denken (mechanismen komen allemaal samen tot stand en zijn werkzaam in combinatie met elkaar), is een manier van handelen en kijken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Intersectionele manier van denken, handelen en kijken wordt gekenmerkt door… (4)

A
  • Dynamisch denken: caleidoscoop, ruimte voor anders zijn en voor perspectiefwisseling
  • Inclusiviteit: Gevoel van erbij horen, gevoel van gehoord en gezien zijn
  • Verwevenheid en gelijktijdigheid van ordeningsmechanismen: simpele opsommingen van tegenstellingen of tweedelingen voldoen niet meer (bv, zwart-wit, dit is statisch begrip van diversiteit)
  • Meervoudigheid: iedereen heeft een meervoudig samengestelde identiteit
17
Q

Factoren die diversiteit bevorderen (3)

A
  • Globalisering (lokale identiteit steeds belangrijker)
  • Informatisering en technologisering (communicatie)
  • Transculturaliteit (wat de scheidslijnen tussen culturen overstijgt)
18
Q

Wat zijn de drie betekenissen van cultuur?

A
  • Alles wat niet natuur is
  • Kunst en beschaving
  • De zeden en gewoonten