Les 3 Groepen, netwerk en dwang Flashcards

1
Q

Groepering

A

Een verzameling van mensen die kan worden onderscheiden van andere mensen. Groeperingen bestaan uit mensen die posities innemen, rollen spelen en sociale controle uitoefenen.
-> Zorgen dat mensen zich aan dezelfde normen houden. Bijv. roddelen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

-Sociale categorie

A

Verzameling mensen die een eigenschap/kenmerk gemeen hebben.
Bijv. mannen en vrouwen, leerkrachten, studenten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

-Collectiviteit

A

Een verzameling mensen met gedeelde belangen en een zeker gevoel van saamhorigheid.
Bijv. kerkgenootschappen, sportgemeenschap, vereniging

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

-Groepen

A

Gevoel van saamhorigheid hebben en tamelijk duurzame relaties hebben.
Bijv. familie, vrienden (primair)
medestudenten, collega’s (secundair)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Netwerken

A

Een groepering die één persoon als centrum heeft en waarvan alle leden regelmatig contact hebben met dit centrum.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Inzetten van sociaal netwerk

Kansen

A
  • Mantelzorg en vrijwilligerswerk populair in Nederland

- PGB-constructie kan stimulerend werken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Inzetten van sociaal netwerk

Bedreigingen

A
  • Hulpbehoevenden hebben doorgaans een beperkt sociaal netwerk
  • Duurzame zorg bieden bemoeilijkt
  • Ontstaan van complexere afhankelijkheidsrelaties
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Macht

A

Macht is de mogelijkheid om gedragingen van anderen te beïnvloeden in overeenstemming met de bedoeling van de machthebber.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Dwang

A

Beïnvloeden van de gedragingen van anderen in overeenstemming met de bedoeling van de machthebber tegen de wil van de ander in.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Voorbeelden Dwang

A

Opnemen van psychiatrische patiënten, rijverbod, boetes, gevangennemen, bij 2x afwezig geen toets maken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Gezag

A

Mogelijkheid om gedragingen van anderen te beïnvloeden in overeenstemming met de bedoeling van machthebber en met instemming van die ander.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Manipulatie

A

Stiekeme beïnvloeding. Zonder dat de ander zich bewust is van de beïnvloeding.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Eerste feministische golf, wanneer?

A

1890 - 1919

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Doel van eerst feministische golf

A
  • Kiesrecht voor vrouwen

- Toegang tot hogeschool en universiteit voor vrouwen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Tweede feministische golf, wanneer?

A

1960-1980

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Doel van de tweede feministe golf

A
  • Gelijke kansen onderwijs
  • eerlijkere verdeling betaald en onbetaald arbeid
  • gelijke lonen mannen en vrouwen
  • recht op geboortebeperking en abortus
  • seksuele vrijheid
17
Q

Machtsbronnen

A
  • sociale status
  • geld en bezit
  • human capital (kennis&kunde)
  • sociaal kapitaal (netwerk)
  • fysieke gesteldheid en kracht
  • geweldsmonopolie van de staat
18
Q

Wat is nodig voor mensen uit de lagere sociale klakken om hoger op te komen en dus meer macht te krijgen?

A
  • Inzetten van netwerk (=sociaal kapitaal)
  • Geld, inkomen (=economisch kapitaal)
  • Kennis, cognitieve vaardigheden en opleiding (=cultureel kapitaal)
19
Q

Machtsmisbruik

A

Op een intimiderende, manipulerende of gewelddadige wijze gebruik maken van een positie, bevoegdheden of functie.

20
Q

Voorbeelden van machtsmisbruik

A
  • Geweld
  • Schelden
  • Verkeerde beslissing maken zonder overleg
  • Verwaarlozing
  • Met slecht humeur een cliënt behandelen
  • Cliënten/ouders lang laten wachten
  • Ongeduldig zijn
21
Q

Machtsverhouding

A

Macht verwerven door samen ergens voor te gaan bijv. feministische golf.

22
Q

Machtsverhoudingen groeperingen in de maatschappij - Hoog:

A
  • Man
  • Ethische meerderheid
  • Hoogopgeleiden
  • Rijken
  • Kapitalisten
  • Gezonden
23
Q

Machtsverhoudingen groeperingen in de maatschappij - Laag:

A
  • Vrouw
  • Allochtonen
  • Laagopgeleiden
  • Armen
  • Arbeiders
  • Zieken, beperkten
24
Q

Sociale stratificatie

A

Lagen in de samenleving die macht hebben

25
Q

Omhoog werken

A
  • Inzetten netwerk (=sociaal kapitaal)
  • Geld, inkomen (=economisch kapitaal)
  • Kennis, cognitieve vaardigheden en opleiding (=cultureel kapitaal)
26
Q

Afhankelijkheid

A

Is het belangrijkste goed wat het sociale netwerk kan geven.