Les 28, 29 Flashcards
1
Q
betekent
A
to mean
Wat betekent vrije tijd voor jou?
2
Q
allerlei
A
all kinds of
3
Q
ondernemen
A
to undertake, do
of allerlei activiteiten ondernemen?
4
Q
bepaalt
A
determines
5
Q
waarop
A
in which
6
Q
besteedt
A
to spend (time)
7
Q
invloed
A
influence
8
Q
belangstelling
A
interest
ik heb voor allebei belangstelling
9
Q
regelmatig
A
regularly
Ik ga regelmatig naar…
10
Q
vrijwel
A
almost
11
Q
waarmee
A
with what
12
Q
in het algemeen
A
in general
13
Q
plotseling
A
suddenly
14
Q
geschiedenis
A
history
15
Q
althans
A
that is to say