les 14 Flashcards
1
Q
Curo, Curare
A
zorgen voor, verzorgen
2
Q
Appareo, apparere
A
verschijnen, blijken, duidelijk zijn
3
Q
Scio, scire
A
weten, kennen
4
Q
sentio, sentire
A
voelen, menen, merken
5
Q
Cado, Cadere
A
vallen
6
Q
Consisto, Consistere
A
gaan staan, blijven staan
7
Q
tollo, tollere
A
opheffen, optillen
8
Q
pono, ponere
A
zetten, leggen, plaatsen
9
Q
Surgo, surgere
A
opstaan
10
Q
via
A
weg, straat
11
Q
hora
A
uur
12
Q
caelum
A
hemel
13
Q
oppidum
A
stad
14
Q
tempestas, tempestates
A
storm
15
Q
arbor, arbores
A
boom