Les 13: Een leuk weekend Flashcards
1
Q
had
A
gehad (hebben)
2
Q
visiting
A
op bezoek
3
Q
been
A
geweest (zijn)
4
Q
wanted
A
wilden (willen)
5
Q
new
A
niuew
6
Q
something new
A
iets nieuws
7
Q
Sunday afternoon
A
zondagmiddag
8
Q
museum
A
museum (het)
9
Q
sculptures
A
beelden (het beeld)
10
Q
sea
A
zee (de)
11
Q
beautiful
A
prachtig
12
Q
line
A
rij (de)
13
Q
were
A
waren (zijn)
14
Q
sounds
A
klinkt (klinken)
15
Q
eaten
A
gegeten (eten)
16
Q
cooked
A
gekookt (koken)
17
Q
movie
A
film (de)
18
Q
watched
A
gekeken (kijken)
19
Q
pleasant
A
gezellig