Les 10 Flashcards

1
Q

Wat zijn typische netwerkindustrieën?

A

Elektriciteit, gas, water, trein

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Waarom is media en communicatie een speciale netwerkindustrie?

A

Vroeger enkel one way flow (uni directioneel), digitaal is ook two way (multi directioneel)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is het traditionele communicatiemodel en hoe staat het onder druk?

A
  1. Zender
  2. Encoder
  3. Kanaal
  4. Decoder
  5. Ontvanger
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat kenmerkt uni-directioneel netwerk?

A
  1. Schaalvoordelen aan de aanbodzijde
  2. Creëert kostenvoordeel (lagere GK)
  3. Fysieke netwerk wordt goedkoper per aansluiting
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat kenmerkt bi-directioneel netwerk?

A
  1. Schaalvoordeel aan vraaggzijde
  2. Creëert nutsoordeel: hoe meer mensen het gebruiken, hoe nuttiger voor gebruiker
  3. Ontstaan van netwerkeffecten: waarde netwerk neemt toe naarmate meer leden een product of dienst gebruiken
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is de wet van metcalife?

A

De totale waarde van een netwerk is proportioneel tot de square vh aantal gebruikers geconnecteerd tot het systeem: Waarde=N(N-1)/2

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is een direct netwerk?

A

Tussen dezelfde types gebruikers

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is een indirect netwerk?

A

Tussen verschillende types gebruikers

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat zijn two sided netwerkeffecten?

A

Toename in gebruik ve set gebruikers genereert voordelen voor een andere afzonderlijke groep van gebruikers

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat zijn kenmerken van netwerken?

A
  1. Schaalvoordelen
  2. Netwerkeffecten
  3. Technologische compatibiliteit
  4. First mover (dis)advantage
  5. Switching costs (lock-in)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat zijn switching costs?

A

Kosten gepaard met overstappen naar andere dienst

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Welke soorten overstapkosten zijn er?

A
  1. Contract
  2. Training
  3. Data
  4. Zoekkosten
  5. Loyaliteit
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is een vendor-lock-in?

A

Geen alternatief dan te blijven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat houdt training in?

A

Opnieuw leren werken met iets

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat houden zoekkosten in?

A

Opzoek gaan naar alternatief

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is de first mover advantage?

A

Product dat eerst op de markt komt heeft voordeel, want gebruikers kiezen voor product met grootste aanhang

17
Q

Wat zijn de voordelen van eerst op markt komen?

A
  1. Netwerkeffecten

2. Schaalvoordelen

18
Q

Waarom neigen netwerkindustrieën naar monopolies?

A
  1. Omwille van efficiëntieredenen: bij traditionele netwerken (bv NMBS)
  2. Omwille van netwerkeffecten: bij nieuwe netwerken