les 1 Flashcards

1
Q

welke 3 niveaus zijn er waardoor het gedrag van mensen wordt beïnvloed door sociale eenheden waarvan zij deel uitmaken? (+uitleg)

A
  • micro niveau –> gezin, vriendengroep
  • meso niveau –> school, wijk
  • macro niveau –> samenleving
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

empirische wetenschap

A

systematische waarneming waarbij feiten centraal staan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

interpretatie van sociale situaties(2)

A
  • subjectieve interpretatie van de ander

- reactie op basis van subjectieve interpretatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

interactie heeft invloed op identiteit (3 perspectieven + uitleg)

A
  • biologisch perspectief –> in ben diegene die in dit lichaam zit
  • psychologisch perspectief–> ik ben mijn unieke persoonlijkheid
  • sociologisch perspectief –> ik word mezelf in interactie met anderen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

waarom is interactie en identiteit complex?(3)

A
  • niemand kent jou zoals jij jezelf kent
  • anderen kunnen je beter kennen dan je jezelf kent
  • in moeilijke tijden kan je ‘jezelf tegenkomen’
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

standaardscenario’s

A

collectieve definities van een situatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

onze interpretaties worden vertekend door; (4)

A
  • attributiefouten
  • etikettering
  • stigmatisering
  • vooroordelen en stereotypen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

attributiefouten

A

persoonlijke veratnwoordelijkheid wordt overschat, sociale factoren worden onderschat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

etikettering

A

we labellen eigenschappen van mensen en delen ze op basis daarvan in

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

stigmatisering

A

mensen worden gereduceerd tot één kenmerk dat een negatief label krijgt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

self fulfilling prophecy

A

situatie waarbij mensen in het verdere verloop van de situatie zo handelen dat de voorspelling ook uitkomt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

self destroying prophecy

A

situatie waarbij mensen in het verdere verloop van de situatie zo handelen dat de voorspelling niet uitkomt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

cultuur

A

geheel van opvattingen, voorstellingen, waarden en normen die mensen zoals lid vn hun samenleving verworven hebben door middel van leer- en gewenningsprocessen die van grote invloed zijn op hun gedrag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

waarden

A

collectieve opvatting over wat mensen goed en nastrevenswaardig vinden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

normen

A

concretisering van waarden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

anarchie

A

weinig normen

17
Q

bureaucratie

A

te veel normen

18
Q

3 eigenschappen van cultuur

A
  • culturen definiëren wat je moet doen om er bij te horen
  • culturen definiëren wat ‘not done’ is
  • culturele gewoontes kunnen zo vanzelfsprekend worden dat we ons niet meer kunnen voorstellen dat het anders kan
19
Q

3 norm-overtredingen

A
  • delinquentie
  • avant-garde
  • ventielzeden
20
Q

delinquentie

A

ontlinkt worden van de verbinding met de groep

21
Q

avant-garde

A

kan cultuur veranderen

22
Q

ventielzeden

A

kunnen geïnstitutionaliseerd worden

23
Q

instiutionalisering

A

het ontstaan van min of meer vaste patronen in handelingen

24
Q

institutie

A

geheel van samenhangende gedragspatronen en gebruiken op een bepaald domein

25
Q

cultural lag

A

verschillende aspecten van cultuur evolueren op een ander tempo

26
Q

cultuuroverdracht

A

proces waarin mensen zich collectief de waarden en normen van een groep eigen maken

27
Q

positietest

A

geheel van posities

28
Q

structuur

A

de verhouding tussen posities

29
Q

rol

A

wat van iemand in een bepaalde situatie wordt verwacht

30
Q

rolgedrag

A

hoe de rol effectief wordt ingevuld

31
Q

status

A

waardering die aan een positie wordt toegekend

32
Q

rolattributen

A

uiterlijkheden die te maken hebben met het vervullen van de rol

33
Q

intern rolconflict

A

binnen één dezelfde rol spelen tegenstrijdige verwachtingen

34
Q

extern rol conflict

A

verschillende posities die één en dezelfde persoon bekleedt creëren tegenstrijdige verwachtingen

35
Q

socialisatie

A

het zich eigen maken van de waarden en normen van de groeperingen

36
Q

primaire socialisatie

A

toe eigenen van algemene waarden en normen

37
Q

secundaire socialisatie

A

toe eigenen van specifieke waarden en normen

38
Q

internalisatie

A

wanneer waarden en normen na socialisatie vanzelfsprekend worden

39
Q

sancties

A

(positief/negatief) sociale controle ondersteunen en socialisatie proces