Leiden 2 Flashcards
Gedrag
رفتار
schrikt van
bang voor
scared
boerderij
damdari
خوش
vrolijk
courage
moed
vrezen
tars
ook
tevens
ik eet een koekje en ik kijk tevens naar de tv.
strijden tegen
wedstrijd
wed: bet
vechten (fight)
bestrijden (geen prepositie)
oppose
aantrekkelijk
attractive
bot
hij is een bote man
blunt (kond)
beschouwen
consider
vanaf hier kan ik niet mijn fiets in de gaten houden
keep an eye on
het gedonder
(doner: de god van oude tijd. thunder)
problem
ik erger me aan de music
bad amadan
schikken
hebben
kenen + object
weten + zin (bija altijd)
worden= to become
worden= aux for passive
verslaven aan
hoeveel mensen zijn verslaafd aan alcohol of sigaretten
addict to
ik eet een appel en intussen/ondertussen/tegelijkertijd kijk ik het huiswerk na.
tijdens het nakijken eet ik een appel
koppelwerkwoorden
die is de muziek waar ik van houd
subject en object zijn de zelfde.
voor k.w.w. kan niet die gebruiken maar het/dat/dit is de muziek waar ik van houd.
het = the (article)- it (pronoun)
altijd zo: geen deze. dat zijn mijn dromen.
indien
als (de zelfde functie)
onder voorwaarde dat
als , indien
ik ben het ermee eens
ik ben het eens met wat jij zegt