Lecture 6 Flashcards

1
Q

Wie is Thomas Kuhn?

A
  • Amerikaanse wetenschapsfilosoof en wetenschapshistoricus
  • studie natuurkunde Harvard
  • Doceerde een vak in wetenschapsgeschiedenis aan Harvard
  • Harvard, Berkely, Princeton, MIT
  • Publicatie van the structure of scientific revolution in 1962
    (er komt een vraag over hem in tenta dus hij raadde aan dat stuk te lezen)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat houdt het logisch empirisme in?

A
  • Groep van filosofen (inclusief Carl Hempel) die in 1920 en 1930 in Wenen en Berlijn de ‘Vienna Circle’ vormden.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat deden de groep filosofen die de ‘Vienna Circle vormden? (logisch empirisme)

A

Zij deden focussen op de natuurwetenschappen, logica en wiskunde

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat dachten de filosofen van de Vienna Circle? (logisch empirisme) (4)

A

Zij dachten dat wetenschap volledig objectief is: de beste route tot kennis en waarheid
- Zij hadden geen interesse in de geschiedenis of sociologie van de wetenschap
- Onderscheid tussen de context van ontdekken (context of Discovery) en de context van rechtvaardiging (context of justification)
- Wetenschapsfilosofen moeten alleen de context van rechtvaardiging serieus nemen en bestuderen, want daar gebeurt ‘echte’ wetenschap

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat formuleerde Friedrich August Kekulé en op welke basis formuleerde hij deze theorie.

A
  • Scheikundige Friedrich August Kekulé droomde over een slang die zijn eigen staart opeet en formuleerde op basis van deze droom dat benzeen een hexagonale stuctuur heeft (1865)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat dacht Kuhn over het logisch empirisme? (2)

A
  • Hij dacht dat de logisch empiristen een naïef en geïdealiseerd beeld van de wetenschap hadden ontwikkeld omdat ze de geschiedenis van de wetenschap negeerden
  • De context van ontdekking is essentieel voor een beter begrip van de wetenschap
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

In welke (3) wetenschappelijke revoluties was Kuhn geïnteresseerd en waarom?

A

Kuhn was geïnteresseerd in de 1) Copernicaanse revolutie 2) Einsteiniaanse revolutie 3) Darwiniaanse revolutie
- Deze revoluties leidden tot een fundamentele verandering in het wetenschappelijk wereldbeeld
(op dit moment vinden er geen wetenschappelijke revoluties plaats)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Kuhns theorie van wetenschap

A

Normale wetenschap –> Crisis –> Revolutie (vanuit daar weer naar normale wetenschap )
Normale wetenschap kan jaren duren, crisis vindt plaats, er gebeuren veel dingen die niet verklaard kunnen worden, er vindt een revolutie plaats en de beelden veranderen weer.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Hoe is de theorie van Kuhn vooral opgebouwd?

A

De theorie is grotendeels descriptief, niet normatief

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat houdt normale wetenschap in?

A

Tijdens een periode van normale wetenschap werken wetenschappers in een paradigma

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is een paradigma? (kan op tentamen komen!)

A
  • Theoretische aannames die alle wetenschappers accepteren
  • VOORBEELDEN van specifieke wetenschappelijke problemen die zijn opgelost m.b.v. de theoretische aannames (tekstboek)
  • Experimentele METHODEN die worden gebruikt om kennis te genereren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Zijn paradigma en theorie hetzelfde?

A

Nee! een paradigma is geen synoniem voor ‘theorie’ maar omvat een gehele manier van denken en problemen oplossen –> paradigma is de overkoepelende term en theorie is een onderdeel daarvan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat doen wetenschappers tijdens een periode van normale wetenschap (van vele jaren)?

A

Wetenschappers lossen dan puzzels op (puzzel solving)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat gebeurt er tijdens het puzzel solving van wetenschappers tijdens een periode van normale wetenschap?

A
  • De aannames worden niet ter discussie gesteld
  • Wetenschappers proberen niet om het paradigma te falsificeren (contra Popper *) of verwerpen, maar juist om het stap voor stap uit te breiden.
    -Als een resultaat wordt verkregen dat inconsistent is met het paradigma, wordt niet het paradigma verworpen maar vaak de methode of experiment

*Karl Popper: een hypothese moet in principe falsifieerbaar zijn: we moeten in staat zijn om de hypothese te weerleggen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat betekent Anomalie?

A

Een anomalie is een feit, of verschijnsel, of tegenspraak in een theorie die binnen een bepaald model of paradigma niet verklaard kan worden. Die anomalie is als een vreemde eend in de bijt die de hele bestaande theorie op zijn kop zet.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat gebeurt er in een crisis?

A

-Geleidelijk komen er steeds meer anomalieën voor:
experimentele uitkomsten die niet verklaard kunnen worden met het paradigma
-In het begin worden deze genegeerd, maar uiteindelijk komen er teveel en ontstaat er een crisis.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat gebeurt er in een revolutie? (4.5)

A
  • Nieuwe theorieën worden voorgesteld
  • Een vaak jonge generatie van wetenschappers accepteert een nieuw paradigma, en de oude generatie (en bijbehorende paradigma) sterft letterlijk uit
  • De essentie van een wetenschappelijke revolutie is de verschuiving van een oud paradigma naar een nieuw paradigma
  • Kuhn benadrukt dat tijdens deze verschuiving een ‘act of Faith’ ervoor zorgt dat er een specifieke theorie wordt gekozen en dat machtsverhoudingen invloed hebben op de keuze van de nieuwe theorie (veel mensen waren het hier mee oneens)
    • (Kuhn grapt dat tijdens deze periode wetenschappers filosofen raadplegen)
18
Q

Waar zorgt een ‘act of faith’ voor tijdens de revolutie?

A

een ‘act of faith’ zorgt ervoor dat er een specifieke theorie wordt gekozen en dat machtsverhoudingen invloed hebben op de keuze van de nieuwe theorie (veel mensen waren het hier mee oneens)

19
Q

Hoe verloopt de ontwikkeling van wetenschap?

A

De ontwikkeling van wetenschap is niet lineair en cumulatief, maar gaat schoksgewijs

20
Q

Bestaat objectieve waarheid?

A

Nee, objectieve waarheid bestaat niet: waarheid is relatief aan het paradigma.
- In het Ptolemeïsche paradigma is de claim dat de aarde het middelpunt van het zonnestelsel is waar
- In het Copernicaanse paradigma is de claim dat de zon het middelpunt van het zonnestelsel is waar

21
Q

Hoe denkt Kuhn over het bepalen of iets waar is of niet?

A

Voor Kuhn is er geen extern, neutraal perspectief waarmee we kunnen bepalen of iets waar is
- Dat soort relativisme is voor velen onaanvaardbaar

22
Q

Wat zijn de gevolgtrekkingen na de revolutie?

A
  • De ontwikkeling is dus schoksgewijs
  • Objectieve waarheid bestaat niet, waarheid is relatief aan het paradigma
  • Voor Kuhn is er geen extern neutraal perspectief, waarmee we kunnen bepalen of iets waar is
  • Dit soort relativisme is voor velen onaanvaardbaar
23
Q

Wat zijn kenmerken van paradigma’s?

A
  • Paradigma’s zijn onvergelijkbaar (‘incommensurable’)
  • Een paradigma bepaalt het volledige wereldbeeld van de wetenschap
  • Alle verworven ‘waarheden’ worden verworpen tijdens een paradigma verschuiving
  • Paradigma’s zijn zo verschillend dat ze niet op een zinvolle manier met elkaar vergeleken kunnen worden: ze praten langs elkaar heen, het conceptuele repertoire is gewoon te verschillend
  • Bij elk nieuw paradigma begint een wetenschap weer opnieuw, in die zin is kennis niet cumulatief
  • Onvergelijkbaarheid is te sterk: soms zijn concepten in verschillende paradigma’s wel te vergelijken (De Ptolemeïsche en Copernicaanse paradigma’s hebben beide de concepten, zon, aarde, maan etc.
  • Onvergelijkbaarheid impliceert dat waarheid relatief is aan het paradigma

(de eerste twee punten het belangrijkst, de andere leggen die eigenlijk alleen maar beter uit

24
Q

Is de claim dat de waarheid relatief is aan het paradigma objectief waar of niet? voor Kuhn

A

Dit is onmogelijk voor Kuhn want
- Als Kuhn met ‘ja’ antwoord dan impliceert hij dat objectieve waarheid toch bestaat
- Als Kuhn met ‘nee’ antwoord dan ondermijnt hij zijn eigen positie

25
Q

Wat is de theoriegeladenheid op Kuhn zijn theorie over paradigma’s

A
  • Experimentele data kan alleen geïnterpreteerd worden door de lens van een specifiek paradigma
  • Stel dat je een wetenschapper bent die moet beslissen tussen twee verschillende theorieën: je zoekt naar data of doet een experiment
  • Dit werkt alleen als er data/experimenten zijn die onafhankelijk te interpreteren zijn van de twee theorieën.
  • Kuhn claimt dat dit onmogelijk is
26
Q

Wat is de theoriegeladenheid over de waarneming

A
  • Waarneming is niet objectief en neutraal maar wordt onbewust beïnvloed door ideeën en concepten.
  • Waarneming is niet voor iedereen hetzelfde maar hangt af van kennis en training.
  • De waarneming dat de sterren ronddraaien wordt vanuit een Ptolemeïsche paradigma (geocentrisch) gezien als bewijs dat de aarde stationair is en het middelpunt van het universum is, maar vanuit een Copernicaans paradigma (heliocentrisch) wordt het als bewijs gezien dat de aarde ronddraait en niet het middelpunt van het universum is
  • Waarneming is niet objectief en neutraal maar wordt onbewust beïnvloed door het paradigma – “For someone with a Hammer, everything looks like nail”
  • De werkelijkheid wordt gezien en geïnterpreteerd door de lens van het paradigma
  • Bevestiging oordeel: onze neiging om onze aandacht te vestigen op, en waarde te hechten aan, informatie di de eigen ideeën, overtuigingen en hypotheses bevestigt
  • In het algemeen zijn mensen geneigd om informatie te zoeken, te interpreteren en te onthouden welke ondersteuning vormt voor hun persoonlijke ideeën, terwijl minder aandacht wordt besteed aan informatie die deze ideeën tegenspreekt
  • (net zoals bij Google dat die sites bovenaan zet enzo TENTAMEN)
27
Q

Wat is de paradigma verschuiving in de gedragswetenschappen?

A

-De verschuiving van het behaviorisme naar het cognitivisme
- Behaviorisme was tussen 1920 en 1950 het dominante paradigma in de psychologie, maar werd vervangen door het cognitivisme

28
Q

Wat houdt het behaviorisme een beetje in?

A

-Behaviorisme was een reactie tegen introspectionisme: introspectie is geen betrouwbare wetenschappelijke methode (is niet te verifiëren)
-Behaviorisme was geïnspireerd door het logisch empirisme
- postuleer geen entiteiten in je theorie die niet waarneembaar zijn: een serieuze en volwassen wetenschap richt zich op waarneembare entiteiten en processen: d.w.z. gedrag

29
Q

Wat is het behavioristisch paradigma?

A
  • Theoretische aannames : *De geest zowel menselijk als dierlijk, is niet direct waar te nemen en is daarom een ‘black box’ : * Elk gedrag is geleerd d.m.v. interacties met de omgeving - dit is een vorm van conditionering
  • Voorbeelden van specifieke wetenschappelijke problemen die zijn opgelost m.b.v. de theoretische aannames: * Pavlovs experiment met honden * Skinner box
  • Experimentele methoden
  • Klassieke conditionering en operante conditionering
30
Q

Wat is empirisch anomalie? (bij het behaviorisme)

A

Het behaviorisme kan geen verklaring geven voor het ontstaan van taal en het productieve ervan: mensen produceren voortdurend nieuwe zinnen en redeneringen. Deze kunnen onmogelijk via operante conditionering worden verworven

31
Q

Wat de mening van empirisch anomalie over het behaviorisme?

A

Het behaviorisme kan geen verklaring geven voor het ontstaan van bewustzijn volgens het empirisch anomalie

32
Q

Wat is de theoretische kritiek op het behaviorisme?

A
  • Het stimulus-respons-denken is te mechanistisch. Een mens is geen robot die programmeerbaar is en gekenmerkt door actie en reactie
  • Cognitieve structuren (geheugen, representaties, mentale concepten) zijn nodig om de complexiteit van de menselijke geest en gedrag te kunnen vatten
33
Q

Wat gebeurt er in de wetenschappelijke revolutie in de jaren 1960?

A

In de wetenschappelijke revolutie van de jaren 1960 werd het behaviorisme (grotendeels) verworpen

34
Q

wat is het cognitivisme?

A

leren en alle andere cognitieve processen zijn processen waarbij het brein informatie verwerkt

35
Q

Hoe verschuift de focus bij het cognitivisme?

A

De verschuiving is van gedrag naar het brein en geest

36
Q

Wat zijn de theoretische aannames van het cognitivistisch paradigma?

A
  • De geest werkt als een computer, als een informatie verwerkend system
  • Het soort informatie die de geest verwerkt zijn representaties
37
Q

Wat zijn voorbeelden van specifieke wetenschappelijke problemen die zijn opgelost m.b.v. de theoretische aannames

A
  • Tolmans doolhof en cognitieve mappen in ratten
38
Q

Wat zijn experimentele methoden door het cognitivistisch paradigma?

A
  • Allerlei soorten hersenscans (MRI, MEG, EEG)
  • Observaties van gedrag
  • De focus is op het in kaart brengen van informatieverwerkende processen
39
Q

Wat zijn nadelen van Kuhns theorie?

A
  • Paradigma’s worden niet altijd compleet vervangen
  • Soms kunnen verschillende paradigma’s prima naast elkaar bestaat
  • Relativistische notie van waarheid is onwerkbaar: dus concept van onvergelijkbaarheid is moeilijk te verdedigen
  • Kuhn impliceert dat bepaalde aspecten van de wetenschap, bv. theorie keuze tijdens een revolutie, niet rationeel zijn. Hier zijn veel filosofen het niet mee eens
40
Q

Wat is Kuhns nalatenschap?

A
  • De wetenschapsfilosofie kan de wetenschapsgeschiedenis niet negeren (HPS: history and Philosophy of science)
  • Meer aandacht voor de sociale context van wetenschap: * Machtsverhoudingen tussen wetenschappers * Wetenschapsonderwijs * Publicatiestrategieën
  • Heeft geleid tot een meer empirisch adequate beeld van de wetenschap: wetenschap is mensenwerk