Lecture 5 Flashcards

1
Q

Wat is een argument?

A

Een argument bevat een conclusie ondersteunt door ten minste een premise

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is een premise?

A

premisen geven een reden om de conclusie te accepteren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is deductief redeneren (deductie)?

A

Een manier van redeneren waarbij ALS de premissen waar zijn, de conclusie ook waar MOET zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is een voorbeeld van deductief redeneren?

A

P1. Alle fransen houden van wijn. P2. Pierre is Frans C. Pierre houdt van wijn
P1. Als het regent, dan is het bewolkt. P2. Het regent. C. Dus is het bewolkt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Waar gaat geldigheid over (bij deductief redeneren)

A

Geldigheid gaat over de logische structuur van het argument, niet over de waarheid van de premissen of de conclusie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Kan een argument met foute premissen of een foute conclusie geldig zijn?

A

jup

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is een deugdelijk argument

A

Een deugdelijk argument is geldig EN heeft ware premissen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is inductief redeneren (inductie)?

A

Als de premissen waar zijn, is het WAARSCHIJNLIJK dat de conclusie waar is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Kan een inductief argument een foute conclusie hebben?

A

Ja een inductief kan een foute conclusie hebben met ware premissen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

inductief redeneren wordt daarbij gegeneraliseerd?

A

Ja bij een inductief argument vereist de observatie van een groot aantal gevallen. Wanneer we zien dat er bepaalde patronen in voorkomen die worden herhaald, generaliseren we van deze specifieke gevallen naar alle gevallen. (gegeneraliseerd: van het specifieke naar het algemene)
- Veel wetenschappelijk redeneren is inductief van aard
-Experimenten worden herhaald

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat houdt abductie in?

A

Afleiden naar de beste verklaring: een manier van redeneren waarbij een mogelijke verklaring voor een (onverwacht) verschijnsel als de juiste wordt gekozen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is een voorbeeld van abductief redeneren?

A

P1. Het is een sombere middag in november en het gras in de tuin is nat P2. Als het regent, wordt het gras nat C. Dus het heeft geregend
P1. Er liggen en klokhuis en lege koffiebekertjes in het klaslokaal C. de studenten in het vorige college hebben het klokhuis en de lege koffiebekertjes achtergelaten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wanneer is abductie soms de enige methode om tot conclusies te komen?

A

In wetenschappen waar empirisch bewijs schaars is en bovendien niet kan worden aangevuld met experimenten, zoals in de archeologie een paleontologie. (stel dat archeologen grafgiften vinden onder een hunebed, zoals bv. hun gereedschap en sieraden, dan kunnen ze concluderen dat de hunebedbouwers geloofden in een hiernamaals)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is wetenschappelijk redeneren?

A

Wetenschappelijk redeneren is deductief, inductief en abductief

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat zijn de doelen van wetenschap? (3)

A

1) Om verklaringen te geven voor de werkelijkheid, waarom is de werkelijkheid zoals ze is.
2) Praktische doeleinden, als je weet waarom iets is, dan kun je er wat aan doen
3) Nieuwsgierigheid te bevredigen (intellectuele deugd)
—- (verklaringen zijn vaak antwoorden op ‘waarom’ vragen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat claimde Carl Hempel? (deductief- nomologische model)

A

Carl Hemper claimde dat wetenschappelijke verklaringen de structuur hebben van een deductief argument, d.w.z. als de premissen waar zijn, dan is de conclusie ook waar

17
Q

Hoe werkt het Deductief - nomologische model?

A
  • De conclusie postuleert dat het te verklaren fenomeen plaatsvindt
  • De premissen vertellen ons waarom de conclusie waar is
18
Q

Wat zijn voorbeelden van het deductief- nomologische model?

A

P1. algemene wet (natuurwet) P2. Specifiek feit (observatie C. het te verklaren fenomeen
Waarom is mijn plant doodgegaan? P1. zonlicht is noodzakelijk voor fotosynthese (explanans) P2. Fotosynthese maakt essentiële eiwitten aan (explanans) P3. Mijn studeerkamer is donker in de winter (explanans) C. Mijn plant is doodgegaan (explanandum)

19
Q

Wat is tegensprekend van het deductief-nomologische model? (niet helemaal zeker of dit goed is)

A

Verklaringen en voorspellingen zijn keerzijdes van dezelfde medaille
Met andere woorden, als je de explanans weet, dan kun je het explanandum voorspellen
- Maar daarna volgt een voorbeeld waarbij de verklaring conform is aan het DN model, maar slaat nergens op. Verklaren en voorspellen zijn dus niet keerzijdes van dezelfde medaille.

20
Q

Wat houdt causaliteit in?

A

Causaliteit is asymmetrisch: a veroorzaakt b, maar dan veroorzaakt b niet a. Water is H2O, verklaart wat water is, maar zegt niets over de oorzakelijkheid. Omdat iets bestaat uit H2O moleculen betekent dat niet dat dat de oorzaak is

21
Q

Wat is een belangrijk feit bij causaliteit?

A

Correlatie is geen causaliteit.

22
Q

Kan de wetenschap alles verklaren?

A

Niet op het moment. Maar de wetenschap heeft enorme vooruitgang geboekt en deze vooruitgang gaat telkens sneller. We kunnen verklaren waarom de appel valt, maar niet waarom er überhaupt zwaartekracht is.

23
Q

Welke wetten zijn niet te verklaren?

A

Natuurwetten zijn niet te verklaren.