Lecture 4 Flashcards

1
Q

Welke soorten identiteiten hebt je?

A
  1. personal identity
  2. social identity
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Welke 5 functies heeft een identiteit?

A
  • Een identiteit leidt tot zelfbegrip.
  • Een identiteit geeft betekenis en sturing, via normen en waarden, verplichtingen en
    het stellen van doelen.
  • Een identiteit staat niet vast en geeft daarom een gevoel van vrijheid.
  • Een identiteit leidt tot consistentie, samenhang en harmonie tussen normen,
    waarden en verplichtingen.
  • Een identiteit leidt ertoe dat men zichzelf (en anderen) goed kan inschatten.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Welke 2 dimensies dragen bij aan de vorming van een identiteit van een adolescent?

A
  • Crisis
    Een moment of gebeurtenis waar oude waarde of keuzes worden herzien en waar
    nieuwe alternatieven worden onderzocht.
  • Commitment
    Adolescenten hebben als gevolg van de crisis een bepaalde identiteitsgerelateerde
    keuze gemaakt en komen hier niet snel meer op terug.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly