Lecture 1 Flashcards

1
Q

research methods definitie

A

verzameling van hulpmiddelen waarmee je overtuigingen kunt bijstellen met rationele en empirische middelen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

waar gaat het over in sociale wetenschap?

A

het gaat om formuleren van theorien waarmee je menselijk gedrag kunt omschrijven, uitleggen, voorspellen, en vaak controleren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat zijn de onderdelen van de Empirische cylcus?

A
  1. theorie
  2. onderzoeksvraag
  3. onderzoeksdesign om een specifieke hypothese te testen
  4. (idaliter) preregistreren hypothese
  5. data
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

maakt de empirische cyclus het duidelijk wanneer je een theorie uit het raam gooit?

A

Nee! Dat kan eig niet eens, de empirische cyclus is een cirkel. Maar in de praktijk gebeurt dat wel (denk aan ‘aarde is niet het centrum van het universum’ of bij het vergelijken van soortgelijke theoriën (spaarzaamheid))

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

theorie

A

set van hoge-level statements die omschrijven hoe constructen/variabelen zich tot elkaar verhouden gebaseerd op eerdere waarnemingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

wat zijn de 3 componenten van theorien?

A
  1. assumpties
  2. variabelen
  3. prepositions
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

assumpties (in theorie)

A

veronderstellingen die als waar worden aangenomen zonder direct bewijs in het kader van de theorie

bijv IQtest: iedereen zelfde taal, cultuur en dus zelfde begrip van test

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

welke 2 soorten variabelen zijn er?

en wat betekenen ze?

A

conceptueel = abstract, wat je niet direct kan meten
geoperationaliseerd = concreet, wat je wel direct kan meten

oper. = concreet

conc.: stress
oper.: bloeddruk, cortisolgehalte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

prepositions

A

relaties/samenhang tussen variabelen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

wat is het verschil tussen theorie en model?

A

Theorie is wat abstracter, geverbaliseerde modellen
Modellen zijn theorien waarbij de parameters specifiek zijn beschreven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

wat is het verschil tussen theorie en hypothese?

A

Theorien beschrijven gevestigde relaties gebaseerd op eerder onderzoek/ bestaande gegevens
Hypothese beschrijft veronderstelde relaties die nog niet zijn getest

Theorie = gebaseerd op het bestaande
Hypothese = veronderstelling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

wat zijn 4 soorten variabelen in een hypothese?

A
  1. onafhankelijke/verklarende var.
  2. afhankelijke/respons var.
  3. medierende var.
  4. modererende var.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

medierende variabele

en welke vraag beantwoord het?

A

legt de relatie uit tussen onafhankelijke en afhankelijke variabele

beantwoord de ‘waarom’ vraag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

modererende variabele

A

verandert de relatie tussen onafhankelijke en afhankelijke variabele

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

hoe verloopt een mediatie analyse?

Welke analyse kan je gebruiken?

A
  1. je kijkt hoe goed A B voorspelt
  2. voeg C als predictor toe
    * wordt de verklarende werking van A op B minder? –> **C verklaard een gedeelte van de relatie tussen A en B

typische analyse = meervoudige regressie

als de werking zelfde blijft, betekent dat C geen mediator is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

hoe verloopt een moderator analyse?

A
  1. A heeft invloed op B, je veronderstelt dat C invloed heeft op A
  2. is er interactie tussen C en A? dit kan suggereren dat C de relatie tussen A en B modereert

typische analyse = AN(C)OVA/MR met dummy’s

Het gaat hier om subgroepen, bijv wel/niet gemotiveerd. Wanneer je motivatie (C) toevoegt als moderator, kan je zien dat er alleen een relatie tussen A en B is bij mensen met motivatie, bij mensen zonder motivatie is er geen relatie.

17
Q

Zijn analyses op zichzelf voldoende om met zekerheid vast te stellen dat er sprake is van een causale relatie?

A

Nee! Alleen met manipulatie (experiment) of manipulatie+analyse kan je dit met zekerheid vaststellen

18
Q

wat zijn 8 criteria voor een goede theorie?

A
  1. logischerwijze consistent
  2. falsifieerbaar
  3. duidelijk; specifiek
  4. in overeenstemming met data (Kuhn)
  5. spaarzaam
  6. consistent met eerder vastgestelde theorien
  7. zorgen voor explanatory power
  8. bruikbaar; voorspellend
19
Q

Stappen van onderzoeksvraag naar hypothese

A
  1. Kies een onderwerp uit
  2. literatuuronderzoek
  3. formuleer de vraag/probleem
  4. literatuuronderzoek
  5. formuleer hypothese
20
Q

hoe kies je een onderwerp?

A
  1. informele kennis: eigen ervaringen
  2. formele achtergrond: eerder onderzoek, bestaande theorien, beschikbare methodes
  3. is het interessant? (verhoogt motivatie en interesse van anderen)
  4. is het haalbaar? (voldoende tijd/geld? uitrusting?)
21
Q

wat zijn de criteria om een artikel te kiezen?

A
  • past het bij het gekozen onderwerp?
  • kijk naar kwaliteit en impact (veel citaties = impact, maar impact is niet altijd kwaliteit)
  • identificeer belangrijke artikelen: ‘key articles’
  • kijk naar type artikel: alleen empirische artikelen, geen reviews!
22
Q

welke types artikelen zijn er?

A
  • empirisch/onderzoeksartikel
  • review/opinion artikel
  • commentary
  • peer-reviewed vs non peer-reviewed
23
Q

empirisch artikel

A

Heeft een onderzoeksvraag, methode, resultaten en conclusie in abstract

Hoofdtekst heeft typisch een introductie-methode-resultaten-conclusie

24
Q

review artikel

A

reviews: vatten onderzoek samen van vele studies
- meestal geen methode/resultaten

bijv Annual review of Psychology / Trends in Cognitive Sciences

Kan handig zijn voor een snelle overview van het veld

25
Q

opinion artikel

A

hebben een sterke theoritische en/of kritische referentie frame en/of een duidelijke hypothese

bijv Behavioral and Brain Sciences

26
Q

commentary

(artikel type)

A

een commentaar op een artikel van iemand anders, waarin vaak onenigheid of tekortkomingen in het artikel worden benoemd
- bevat meestal geen abstract, methode en resultaten

27
Q

peer-reviewed vs non peer-reviewed

non peer-reviewed = grijze literatuur

A

vaak worden artikelen al gepubliceerd op een pre-print site om open science en verspreiding te bevorderen

1/3 van deze artikelen wordt nooit gepubliceerd in peer-reviewed artikel