LE2 De wetenschappelijke aanpak Flashcards

1
Q

Wat houden de sociale wetenschappen in?

A

De sociale wetenschappen focussen zich op de studie van individueel en collectief gedrag van mensen en op de structuur, de ontwikkeling en het functioneren van de samenleving.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is een hypothese?

A

Dit is een op vermoedens berustende stelling dat er een relatie bestaat tussen twee of meer gebeurtenissen of variablelen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is een model? In de wetenschap.

A

Een vereenvoudigde voorstelling van een deel van de werkelijkheid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is het doel van een model?

A

Het is een manier om de relaties tussen verschillende objecten en constructies te beschrijven en nader te onderzoeken. Vaak worden modellen gebruikt wanneer de werkelijkheid om praktische redenen niet onderzocht kan worden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is een theorie?

A

Een samenhangende verzameling van begrippen, verklaringen en hypothesen, die worden gebruikt om de werkelijkheid te beschrijven. Een wetenschappelijke theorie is onderbouwd en toetsbaar.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Hoeveel stappen zijn er in de natuurwetenschappelijke methode? En hoe wordt deze ook wel genoemd?

A

5 stappen. De empirische cyclus.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat zijn de 5 stappen in de empirische cyclus?

A
  1. Observatie
  2. Hypothese opstellen (door inductie)
  3. Voorspellingen (door deductie)
  4. Experimentele data (testen)
  5. Evaluatie (analyse)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Waarom is de her haalbaarheid van een waarneming belangrijk?

A

Omdat de waarneming meer waarde krijgt wanneer deze door verschillende onderzoekers, onafhankelijk van elkaar, gerapporteerd wordt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Hoe wordt de hypothese die opgesteld word door een wetenschapper getoetst?

A

Dit vindt vooraleer plaats door experimenten. Op grond van kennis en ervaring kan de wetenschapper gerichte experimenten opstellen om de hypothese te testen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is inductie?

A

Dit is het opstellen van een algemene hypothese die vooral berust op waarnemingen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat houdt deductie in?

A

Deductie is het afleiden van een of meer specifieke hypothese gebaseerd op de algemene hypothese.

Een deductie dient zo geformuleerd te worden dat ze een voorspelling die toetsbaar is wordt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Als de experimentele data overeenkomt met de opgestelde hypothese is deze dan automatisch correct?

A

Nee, want de gevonden resultaten kunnen ook berusten op andere mechanismen dan het veronderstelde, iets waar wellicht geen rekening mee was gehouden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Met welke stelling kwam Karl Popper voor de relevantie van de hypothese?

A

Een hypothese kan niet worden bewezen (geverifieerd), maar alleen worden verworpen (gefalsificeerd).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Aan welke drie voorwaarden moet een clausal (oorzaak-gevolg) verband voldoen?

A
  • Een oorzaak is voldoende om het effect teweeg te brengen
  • De oorzaak is noodzakelijk om het effect tot stand te brengen
  • De oorzaak gaat vooraf aan het effect of treedt in ieder geval niet later op.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat houdt een fenomeen in en wat is een correlatie?

A

Bij een fenomeen kunnen we zowel oorzaak als gevolg zien als een waarneembare gebeurtenis. Bij een correlatie kunnen we geen direct oorzaak-gevolg trekken maar vinden wel beide processen te samen plaats.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Een theorie heeft een groot geldigheidsgebied kan deze dan alsnog verworpen worden?

A

Ja, mede door nieuwe inzichten door resultaten van nieuw onderzoek.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat is een paradigma?

A

Een paradigma is een door een grote groep wetenschappers gedeeld wereldbeeld.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Waarom is het belangrijk om zichzelf te realiseren wat een paradigma is?

A

Een paradigma zorgt voor een bepaald voor oordeel. Een idee van hoe de werkelijkheid in elkaar steekt. Echter door nieuwe inzichten kan er een zogenaamde paradigma wissel plaats vinden dat een wetenschappelijke revolutie teweeg brengt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wat zijn de algemene eisen voor de opzet van een experiment.

A
  • Enkel de te toetsen factor mag variëren in het experiment
  • Er moet een blanco test naast het experiment plaats vinden
  • Het experiment dient herhaalbaar te zijn.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Hoe wordt een manuscript dat ter publicatie wordt gesteld getest?

A

Via een peer-review door collega wetenschappers.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Wat houdt de reductionisme aanpak in?

A

Een verschijnsel op een bepaald niveau herleiden tot processen op een lager niveau.

22
Q

Wat houdt de aanpak van het holisme in als we dit vergelijken met reductionisme?

A

Het holisme gaat ervan uit dat complexe systemen niet terug te leiden zijn naar (kleinere) deel vraagstukken zoals dit bij reductionisme voorkomt. Maar dat deze alleen voorkomen door de interacties van het geheel en dus ook getest moeten worden als geheel.

23
Q

Hoe brengt het reductionisme alle deel stukken dat ze gevonden heeft weer samen?

A

Door synthese worden de verschillende deel bevindingen “samengevoegd” en geïntegreerd tot een omvattende verklaring. Die wederom gereduceerd zou kunnen worden.

24
Q

Wat is het voornaamste verschil op de onderzoeksmethodes van reductionisme en het holisme?

A

Reductionisme gebruikt gecontroleerde experimenten met voldoende herhalingen waarbij enkele factoren worden gevarieerd en zo causale verbanden worden gelegd.

Holisme echter gaat voor een meer observerende benadering waar allerlei variabelen worden gemeten en in de data sets gezocht wordt naar correlaties.

25
Q

Wanneer zijn de milieu wetenschappen ontstaan?

A

Eind jaren 60 toen de ernst van milieuproblematiek doordrong tot de bevolking.

26
Q

De milieuwetenschappen definiëren zich door een multidisciplinaire wetenschap te zijn, leg dit uit.

A

Milieuwetenschappen is verweven in milieu en maatschappij en vereist hierdoor meerdere invalshoeken, zoals sociale wetenschappen en natuurwetenschappen.

Denk hierbij aan biologie, chemie maar ook rechten en economie.

27
Q

Wat houdt de term multidisciplinair in?

A

Onderzoek waarin vanuit verschillende disciplinaire invalshoeken een probleem wordt geanalyseerd.

28
Q

Wat houdt de term interdisciplinair in?

A

Dit is wanneer door intensieve samenwerking door verschillende disciplines een gemeenschappelijke probleemstelling en nieuwe begrippen worden ontwikkeld, die tot nieuw onderzoek leiden.

29
Q

Wat maakt trans disciplinaire wetenschappen uniek?

A

Deze neemt niet academische inzichten en actoren mee in hun onderzoeken. Dit vooral vanuit maatschappelijk oog punt.

30
Q

Wat is de rol van milieu wetenschappers in het politieke milieu debat?

A

Milieuwetenschappers analyseren en geven oplossingen tot bepaalde milieuproblemen binnen het kader van hun onderzoek. Echter zei kunnen niet concrete politieke standpunten geven door de onzekerheid en verwerping clausule die inherent in de wetenschap verbonden is.

31
Q

De grenzen voor duurzaamheid zijn lastig te bepalen, en kennis vormt niet automatisch tot een norm, beredeneer hieruit voort of de keuzes die de politiek maakt objectief of normatief zijn.

A

De keuzes die de politiek moet maken gaan van vele belangen en waarden van de bevolking uit. De visie en risico’s die milieu problemen met zich mee brengen kunnen groot of minder groot ingeschat worden door politicus en bevolking hierom zijn de keuzes op basis van milieu wetenschappen normatief en niet objectief te benaderen vanuit de politiek.

32
Q

De intrinsieke complexiteit gaat gepaard met twee andere factoren die oplossingen voor milieu problemen moeilijk maken, welke twee?

A
  • De onzekerheden in wetenschappelijke voorspellingen.
  • De verschillende visies op milieu problemen.
33
Q

Wat is post normale wetenschap?

A

Een wetenschappelijke aanpak die steunt op een bredere kennis basis, de beschrijving en oplossingen van milieu problemen zijn hierdoor niet meer onafhankelijk van de waarden en het perspectief van de waarnemer.

34
Q

Post normale wetenschap kan opgesomd worden in vier hoofd punten, welke?

A
  • Open en duidelijk over de onzekerheden/ beperkingen in analyse, voorspelling en oplossingen
  • Duidelijke uitgangspunten en waardeoordelen
  • Betrekt een bredere groep dan alleen peer reviewers
  • Betrekt een grotere groep bij oplossing generatie
35
Q

Wat houdt de rationalistische geleids visie?

A

Beleid wordt enkel vormgegeven door wetenschappelijke data (evidence)

36
Q

Wat is de realistische visie op beleid?

A

Beleid wordt vormgegeven door veel verschillende factoren, waaronder wetenschappelijke kennis maar ook waarden, economische belangen, etc.

37
Q

Welke 3 factoren worden er doorlopen bij het bestuderen van een milieu probleem?

A
  • Definiëren van het probleem
  • Analyseren van het probleem
  • Probleem oplossingen
38
Q

Waar staat DPSIR voor?

A

Drivers-Pressures-State-Impact-Response

39
Q

Wat is de Driver in het DPSIR-model?

A

De menselijke behoefte die de basis van onze activiteit vormt.

Productie, goederen, diensten.

40
Q

Wat zijn Pressures in het DPSIR-model?

A

De druk die we uit oefenen op het milieu om in onze behoefte te voorzien.

Uitstoot van broeikasgassen, boskap.

41
Q

Wat is State in het DPSIR-model?

A

De fysische, chemische en biologische toestand van het milieu, of wel de mate van verstoring.

Bijvoorbeeld, geluidshinder, overbevissing en lucht verontreiniging.

42
Q

Wat zijn Impacts in het DPSIR-model?

A

De rechtstreekse gevolgen van de veranderde milieukwaliteit op het welzijn van de mens en natuurlijke ecosystemen.

Verhoogde sterftecijfers, dalende biodiversiteit, gezondheidsklachten.

43
Q

Wat zijn Responses in het DPSIR-model?

A

Maatregelen die de maatschappij neemt om tegemoet te komen aan het milieuprobleem. Deze kunnen op alle factoren invloed uit oefenen en vele verschillende vormen hebben.

44
Q

Waar staat SES voor?

A

Sociaal Ecologisch Systeem

45
Q

Het SES kader bestaat uit 4 componenten welke zijn dit?

A
  • Resource units
  • Resource system
  • Users
  • Governance
46
Q

Wat is het nadeel van het SES-kader?

A

De nadruk ligt niet op causale verbanden maar op het idee van onderlinge interacties, dit maakt het analyseren en bedenken van specifieke acties moeilijk.

47
Q

Wat is het voordeel van het SES-kader?

A

Het geeft een gemeenschappelijke terminologie en organisatie. Dat toelaat om verschillende milieuproblemen met elkaar te vergelijken, en te analyseren op verschillende niveaus.

48
Q

Wat is het doel van de adaptieve cyclus?

A

Het helpt om de systeem dynamiek in kaart te brengen die milieuproblemen kan helpen verklaren en oplossen.

49
Q

Welke 4 fasen komen in de adaptieve cyclus voor?

A
  • Groei (r-fase)
  • Evenwicht (K-fase)
  • Ineenstorting of ontbinding
  • re-organisatie
50
Q

Wat is het nadeel van de adaptieve cyclus?

A

Het legt de nadruk op de dynamiek en veerkracht van een systeem, maar minder op de interacties tussen deel systemen.