Latijn Oranje Bladen Flashcards
1
Q
Bevelen
A
Iubëre iussi iussus bevelen
2
Q
Schrijven
A
Scribere scripsi scriptum schrijven
3
Q
Weten
A
Scire scivi scitum weten
4
Q
Horen
A
Audire audivi auditum horen
5
Q
Menen
A
Putare putavi putatus menen
6
Q
Willen
A
Velle volui willen
7
Q
Niet willen
A
Nolle nolui niet willen
8
Q
Liever willen
A
Malle malui liever willen
9
Q
Verlangen wensen
A
Cupere cupivi cupitus verlangen wensen
10
Q
Zich verheugen
A
Gaudëre gävisus sum zich verheugen
11
Q
Bewonderen
A
Mirari miratus sum bewonderen
12
Q
Het staat vast
A
Constat constitit het staat vast
13
Q
Noodzakelijk
A
Necesse est necesse fuit noodzakelijk
14
Q
Zeggen
A
Dicere dixi dictum zeggen