La formation et la carrièrre Flashcards

1
Q

L’école maternelle

A

De peuter-/kleuterschool

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

L’école élémentaire

A

De bassischool

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Le collège

A

De onderbouw van de middelbare school

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Le lycée

A

Het atheneum, het gymnasium

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Le baccalauréat (bac)

A

Het eindexamen van de middelbareschool

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Le baccalauréat professionnel / technique

A

Het eindexamen van de beroeps- of technische opleiding

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

La formation

A

De opleiding

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

L’apprentissage

A

De scholing, de vorming

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Le stage

A

De stage

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Les éstudes

A

De studie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

L’université, la faculté

A

De universiteit, de faculteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

L’université des sciences appliquées

A

De universiteit van toegepaste wetenschappen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

L’école de commerce

A

De handelshogeschool

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Les grandes écoles

A

De tertiaire opleidingen voor topfunctionarrisen bij de overheid of in het bedrijfsleven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Le concours, le test, l’examen d’entrée

A

Het toelatingsexamen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Le diplôme

A

Het diploma

17
Q

Le doctorat

A

Het docoraal

18
Q

Le bac +2

A

Het eindexamen met twee jaar vervolgopleiding

19
Q

Le bachelor, le licence (bac +3)

A

Het bachelordiploma

20
Q

Le mastère (bac +5)

A

Het masterdiploma

21
Q

Le BTS (brevet de technicien supérieur)

A

Het diploma na twee jaar hoger technisch onderwijs

22
Q

Le CDD (contract à durée déterminée)

A

de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd

23
Q

Le CDI (contract à durée indéterminée)

A

De arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd

24
Q

La période d’essai

A

De proefperiode

25
Q

La retraite

A

Het pensioen