L2 en L3: genetisch materiaal, DNA en eiwitsynthese Flashcards
Nucleïnezuren
Moleculen die genetische informatie dragen, zoals DNA en RNA
A, T, G, C, U
Stikstofbasen in nucleïnezuren; A (adenine), T (thymine), G (guanine), C (cytosine), U (uracil, in RNA)
DNA-replicatie
Het proces waarbij DNA wordt gekopieerd om genetische informatie te behouden tijdens celdeling
Chromatiden
De twee identieke kopieën van een gerepliceerd chromosoom, verbonden door een centromeer
Chromosomen
Dragers van genetisch materiaal in de vorm van DNA, verpakt met eiwitten (histonen).
Centromeer
Het deel van een chromosoom waar de twee chromatiden samenkomen en waar de spoeldraden zich vasthechten
Nucleotide
De bouwsteen van nucleïnezuren, bestaande uit een stikstofbase, een suiker en een fosfaatgroep
Histonen
Eiwitten die DNA structureren door het in nucleosomen te wikkelen.
Telomeer
De uiteinden van een chromosoom die beschermen tegen verlies van genetisch materiaal bij replicatie
mtDNA
Mitochondriaal DNA
ptDNA
Plastide DNA
mRNA
Messenger-RNA transporteert genetische informatie
tRNA
transfer-RNA brengt aminozuren voor eiwitsynthese
Ribosomen
Eiwitsynthese-organellen die bestaan ui rRNA en eiwitten
rRNA
ribosomaal RNA
Helicase
Een enzym dat DNA-strengen ontwindt door waterstofbruggen te verbreken
DNA-polymerase
Enzym dat DNA-strengen verlengt door nucleotiden aan te voegen
RNA-polymerase
Enzym dat RNA synthetiseert door DNA af te lezen tijdens transcriptie
Plasmiden
Kleine circulaire DNA-moleculen, onafhankelijk van het chromosomale DNA
Anti-sense streng
De DNA-streng die als sjabloon dient voor RNA-synthese
Transcriptie
Het proces waarbij DNA wordt overgeschreven naar RNA
Translatie
Het proces waarbij mRNA wordt gebruikt om eiwitten te synthetiseren
Genetische code
Een reeks van 64 codons die aminozuren coderen of de translatie stoppen.
Centraal genetisch dogma
Beschrijft de stroom van genetische informatie: DNA → RNA → eiwit