L’automobile Flashcards
de autofabrikant
le constructeur automobile
Een auto
Une voiture
Auto
Bagnole 
Een huurauto
Une voiture de location
Een tweedehandswagen
Une voiture d’occasion
Een vervangwagen
Une voiture de remplacement
Een bedrijfsvoertuig
Un véhicule utilitaire
Een bedrijfswagen
Une voiture de fonction
une voiture de société
Een zelfrijdende auto
Une voiture autonome
Verbruiken
Consommer
Het verbruik
La consommation
Een elektrische auto
Une voiture électrique
Een hybride auto
Une voiture hybride
Een benzineauto
Une voiture à essence
Een dieselauto
Une voiture diesel
De lage emissiezone
La zone à faibles émissions
Een voorwiel/-achterwielaandrijving
Une traction avant/arrière
een terreinwagen, een 4WD
Une 4x4
Een SUV
Un SUV
Véhicule utilitaire de sport
Een bestuurder/bestuurster
Un chauffeur
de nummerplaat
La plaque d’immatriculation
Het rijbewijs
Le permis (de conduire)
Een autoverzekering/omnium verzekering
Une assurance auto
Het kentekenbewijs
La carte grise
De groene kaart
La carte verte
Een concessiehouder, een erkende autodealer
Un concessionnaire
Een officiële distributeur
Un concessionnaire
Een garage
Un garage
Een garagehouder
Un /une garagiste
Langskomen
Passer
Zijn auto brengen
Amener sa voiture
Zijn auto ophalen
Récupérer sa voiture, venir chercher sa voiture
Een auto-onderhoudsbeurt
L’entretien d’une voiture
een auto een auto-onderhoudsbeurt geven
Faire l’entretien d’une voiture
Een auto een check-up laten geven
Faire réviser sa voiture
Een controle beurt
Une révision
Controleren
Vérifier, contrôler
Herstellen
Réparer
Vervangen
Remplacer
Een keuringstation
Un centre de contrôle technique
Starten, aanzetten
Mettre en marche
Starten, wegrijden
Démarrer
De sleutel
La clé (de contact)
Een autosleutel met afstandsbediening
Une clé de voiture à télécommande
Het contact afzetten
Couper le contact
De motor afzetten
Arrêter/couper le moteur
De versnellingsbak
La boîte de vitesse
Koppelen
Embrayer
Ontkoppelen
Débrayer