Kom verder 6 Flashcards
1
Q
be curious
A
benieuwd zijn
2
Q
enumerate
A
opnoemen
3
Q
Does it matter?
A
doet het ertoe?
4
Q
windless
A
windstil
5
Q
occupied (occupation)
A
bezet (die bezetting)
6
Q
only
A
pas
7
Q
horrors
A
verschrikkingen
8
Q
submerge
A
onderduiken
9
Q
complicated
A
ingewikkeld
10
Q
hassle
A
het gedoe
11
Q
leaf, sheet
A
het blad
12
Q
tease
A
plaag
13
Q
stupid
A
flauw
14
Q
predict
A
voorspellen
15
Q
full moon
A
volle maan
16
Q
flood
A
die overstroming
17
Q
to experience
A
meemaken
18
Q
exaggerate
A
overdrijven
19
Q
at most
A
hooguit
20
Q
expert
A
deskundige
21
Q
school performance
A
schoolprestatie