klinische termen Flashcards

1
Q

Osteochondrosis dissecans

A

Afschilfering van bot en/of kraakbeen. Gebeurt wel eens in het schoudergewricht, meestal aan de caudo-laterale zijde van de caput humeri. Er ontstaat een gewrichtsmuis wat de cavitas glenoidales kan beschadigen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Schouderluxatie

A

Caput humeri komt uit de cavitals glenoidale. Gebeurt meestal naar mediaal. Het lig glenohumerale mediale is vaak zwakker ontwikkeld dan het laterale lig. Het lig glenohumerale loopt van de cavitas glenoidale van de scapula naar het caput humeri. Er zijn geen echte coll banden, deze worden gevormd door de pezen van de m. infraspinatus(fossa infraspinata - facies m. indraspinati op humerus) welke de laterale band vormt en de m. subscapularis(fossa subscapularis - humerus) welke de mediale band vormt. De cavitas glenoidales wordt nog verbreed door het labium glenoidale als oppervlakte vergroting. Schouderluxatie komt meestal voor bij kleine honden, omdat deze zwakkere lig hebben.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Foramen mentale

A

Uitgang voor n. mentale, ligt ongeveer ventraal van het diastema. Vanuit het foramen loopt het canalis mandibulae, wat aan de mediale zijde eindigt in een foramen mandibulare.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

tandformule kat

A

3I 1C 3P 1M —————– 3I 1C 2P 1M

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Fonteinstreek

A

Zit thv de tarsus in het tarsocruraal gewricht, namelijk de dorsale zijde daarvan, waar de trochlea tali met de cochlea tibiae articuleert. Ventraal van de talus ligt het os tarsi cenrale en quartum. De fonteinstreek heet zo omdat er bij Eq grote druk op zit, waardoor er bij punctie gewrichtsvocht uit spuit. Bij Bo. gebeurd dit niet.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Nageltred

A

Komt voor bij paarden wanneer zij op een scherp voorwerp zijn gaan staan of de nagels van het hoefijzer niet op de juiste plaats zijn ingeslagen(teveel naar de zool toe). Nagels kunnen in het hoefbeen komen, waardoor het bot gaat ontsteken, of de aanhechting van de diepe buiger raken, waardoor ook de gewrichtsruimte kan gaan ontsteken. De wond wordt blootgelegd en schoongespoeld, waarna er een aangepast hoefijzer/balkje wordt geplaatst, zodat de wond niet direct de grond raakt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

kruisbandruptuur

A

Lig cruciatum craniale loopt van de axiale zijde van de laterale femurcondyl, maar de fossa intercondylaris centralis van de tibia.Lig cruciarum caudale loopt van de axiale zijde van de mediale femurcondyl naar de incisura poplitea/area intercondylaris caudalis van de tibia. Als de tibia tov de femur naar craniaal kan bewegen is de craniale kruisband gescheurt, kan de tibia naar caudaal bewegen dan is de caudale kruisband gescheurt. De menisci zitten vast met de ligg. tibiale craniale/caudale, de ligg. menisci lateralis/medialis en de lig meniscofemoralis. Verder zijn er nog de laterale en mediale collateraalbanden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

arthroscopie

A

Een manier van opereren waarbij er slechts 2 kleine gaatjes worden gemaakt. 1 voor een camera en 1 voor gereedschap. Operatie wordt gedaan dmv van een beeldscherm. Wordt vaak gebruik bij een operatie aan een gewricht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Hazenhak

A

Te zwak of gescheurde lig. plantare longum van het spronggewricht. Het lig. begint aan de plantaire zijde van de calcaneus en loopt door naar de laterale beentjes van de tarus.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Losse proc coronoideus

A

Afgebroken stukje van de proc coronoideus(med/lat) van de ulna. Deze articuleren met de radius en de humerus. Dit veroorzaakt een gewrichtsmuis in het ellebooggewricht, met ontstekingen en zwellingen tot gevolg.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Bulldog kalf/dwerggroei

A

Ontstaat door een probleem met de botvorming en komt veel voor bij kalveren. Door oestrogenen sluiten de groeischijven sneller, zodat mannelijke dieren meestal groter zijn dan vrouwelijke.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Laminitis/hoefbevangenheid

A

Ontstaat door overbelasting en een te harde ondergrond, vaak aan beide benen. Kan ook metabolisch ontstaan door te veel koolhydraten/krachtvoer/inactiviteit of door de ziekte van Cushing(teveel cortisol-stresshormoon- aangestuurd door de hypofyse. Het paard plaatst de benen naar voren en leunt naar achteren om de druk te verlichten. Laminitis is een ontsteking van de dermispapillen/lamellen, waardoor deze op de hoorn drukken. In extreme gevallen komt het hoefbeen los van de hoorn, waarna het hoefbeen gaat kantelen en het paard op het puntje steunt. Het hoefbeen kan zelfs door de zool heen komen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Gewrichtspunctie

A

Bij sommige gewrichten is het gewrichtskapsel groter voor de beweeglijkheid. Deze hebben dus een uitzakking: recessus synovialis. Hieruit kan gewrichtsvocht gepuncteerd worden wat gebruikt kan worden om ontstekingen op te sporen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

lig. sacrotuberale

A

Dit is de brede bekkenband. Wordt bij Bo. week enkele uren voor partus. Hoe weker hoe dichter bij de bevalling. Deze band is te voelen in de fossa ischiorectalis, tussen de zitbeenknobbels en de staartaanzet. Bij Eq. en Bo. bestaat deze ook nog uit lig. sacroiliacum dorsale longum en lig. sacroiliacum dorsale breve. Komt niet voor bij Fe.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

tandformule rund

A

0I 0C 3P 3M —————— 3I 1C 3P 3M

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Punctie van cerebrospinaalvocht

A

Gebeurt in het atlanto-occipitale gewricht. Hierbij wordt het hoofd sterk naar ventraal gebogen zodat de spatio atlanto-occipitale ruimer wordt. Dorsaal zit het membrana atlanto-occipitalis dorsalis (arcus dorsalis atlas - dorsale rand foramen magnum) wat het spatium atlanto-occipitale overbrugt. Ventraal zit het membrana atlanto-occipitalis ventralis(ventrale rand foramen magnum - arcus ventralis atlas). De laterale collateraalbanden (ligg. laterale dexter/sinister) versterken het gewricht bilateraal.

13
Q

incisura vasorum facialum

A

Inkeping in de ventrale zijde van de mandibula, ligt vrij ver naar caudaal. Hier komt de a. facialis naar boven en kan de hartslag worden waargenomen.

14
Q

Sinusitis

A

Bij Bo: worden vaak onthoornd voor veiligheid. Echter loopt de sinus frontalis, met name het caudale deel, nog voor een deel in de hoorns als de proc cornualis, welke dus bloot komt te liggen na onthoorning. Deze ruimte kan gaan ontsteken. Bij Eq: ontstaat vaak door tandproblemen, omdat deze in de sinus maxillaris reiken. Wanneer er dus een tand verwijderd moet worden, wordt deze er niet uitgetrokken, maar vanuit de sinus maxillaris uit geklopt.

15
Q

Foramen infraorbitale

A

Is een gat in de maxilla, onder de oogkas, waaruit de n. infraorbitalis komt. Deze zenuw wordt gebruikt voor lokale anesthesie. De zenuw loopt verder in het canalis infraorbitalis naar het foramen maxillare. Bij Eq wordt de crista facialis als referentiepunt gebruikt voor het for. infraorbitale, dat zit namelijk 2-3cm boven het meest rostrale einde van de crista. Bij Bo is het referentiepunt de tuber faciale. Ca hebben geen van beide.

17
Q

Losse proc anconeus

A

Afgebroken stukje van de proc anconeus van de ulna. Deze articuleert met de humerus. Dit veroorzaakt een gewrichtsmuis in het ellebooggewricht, met ontstekingen en zwellingen tot gevolg. Komt minder vaak voor dan een losse proc coronoideus.

19
Q

proc. mammilo-articulares

A

Versmelting van de proc mammilares met de proc articularis cranialis op thoracale of lumbale wervel.

20
Q

Patellaluxatie

A

Komt vaak voor bij kleine HD, omdat zij slechts 1 patellaband hebben, welke vrij lang is. Hierdoor komt de patella uit de trochlea femoris, en komt het mediaal/lateraal te zitten. Vaak leidt dit tot een operatie. Bij Car zit de patella vast met het lig. patellae(apex patellae - tuberositas tibiae) en lig femoropatellare lat/med(med/lat femur epicondyl - med/lat zijde patella). Eq heeft veel meer banden: lig patellae mediale(med zijkant patella - fibrocartilagopatellae), lig patellae intermedium (apex patellae - mediale zijde crista tibiae), lig patellae laterae(laterale zijkant patella - crista tibiae), lig femoropatellaria mediale(mediale femur epicondyl - mediale zijde patella) en laterale(laterale femur epicondyl - laterale zijde patella).

22
Q

Heupdysplasie

A

Hierbij gaat de heup uit de kom. Dit kan komen door een afgeplatte femurkop of een te ondiep acetabulum. Het kan bij alle HD voorkomen, maar meestal bij Car, omdat de ligg minder stevig zijn voor een betere beweeglijkheid. Het lig capitis ossis femoris loopt van de fossa acetabuli via de incisura acetabuli naar de fovea capitis ossis femoris en verbind zo de femurkop met de heup. Het lig transversum acetabuli overspant de incisura acetabuli en houdt zo het lig capitis ossis femoris (en bij Eq het lig accesorium) op zijn plaats. Symptomen: manken, morning stiffness en onwilligheid tot beweging.

23
Q

Podotrochleose/navicular disease

A

Er zitten gaatjes in het straalbeen en/of de bursa podothrochlearis is ontstoken, welke tussen de diepe buiger en het straalbeen zit. Het dier mankt. Het straalbeen is een distaalsesamsbeen wat een gewricht vormt met het hoefbeen en kroonbeen via de facies articularis sesamoidea. De facies flexoria zit tegen de diepe buiger aan. Het straalbeen wordt op zijn plaats gehouden door 3 banden: lig sesamoideum distale collaterale, lig sesamoideum distale impar en ligg chrondrosesamoidea.

24
Q

tandformule hond

A

3I 1C 4P 2M —————— 3I 1C 4P 3M

25
Q

Discus hernia

A

Uitpuilen van de discus intervertebralis, waardoor deze in het ruggemerg duwt en verlamming veroorzaakt. De tussenwervelschijf puilt nooit uit naar ventraal, altijd dorsaal, omdat er ventraal sterke rugspieren zitten.

26
Q

Anticlinale wervel

A

Thoracale wervel waarbij de proc spinosus kaarsrecht staat. De craniale thoracaalwervels hebben spinaaluitsteeksels die caudo-dorsaal staan gericht, de meest caudale staan cranio-dorsaal gericht. De wervel hiertussen is de anticlinale wervel. Bij E T9, Bo T13 en Ca T11. Hierop zit het diafragma vastgehecht.

27
Q

Halsrib

A

Een rib-achtige structuur aan de zevende halswervel(C7) op het transversaaluitsteeksel. Dit kan pijn veroorzaken bij beweging. C7 is een overgangswervel en heeft dan ook een kortere corpus en prominente spinaaluitsteeksels. Ook is er naar caudaal al een fovea costalis aanwezig. Bij de eerste lumbaalwervel(L1) kan ook wel eens een lendewervel voorkomen.

28
Q

Canalis lacrimalis

A

Voert het traanvocht af en kan verstopt raken. Het behoort tot de facies orbitalis van het os lacrimale, waarbij de facies de binnenzijde van de oogkas is. Het aangezichtsdeel is de facies facialis. Bij Bo. heeft het canalis lacrimalis een uitzakking aan de ventrale zijde:bulla lacrimalis welke kan infecteren.

30
Q

tandformule paard

A

Merrie: 3I 0C 3P 3M Hengst: 3I 1C 3P 3M
3I 0C 3P 3M 3I 1C 3P 3M

31
Q

Atlanto-occipitale fusie

A

Atlas is vergroeid met de occipitale condyllen van de schedel. Het dier kan niet “ja knikken”. Ja gewricht bestaat uit 2 elipsgewrichten van de condylus occipitalis met 1 voorste gewrichtsvlakte, fovea articularis cranialis van de atlas. Het ruggemerg loopt tussen twee gewrichtskapsels. Dorsaal zit het membrana atlanto-occipitalis dorsalis (arcus dorsalis atlas - dorsale rand foramen magnum) wat het spatium atlanto-occipitale overbrugt. Ventraal zit het membrana atlanto-occipitalis ventralis(ventrale rand foramen magnum - arcus ventralis atlas). De laterale collateraalbanden (ligg. laterale dexter/sinister) versterken het gewricht bilateraal. Komt vooral bij schapen voor.

32
Q

Ossificatie

A

Verbening van een gewricht, bijv veroorzaakt door een gewrichtsmuis: los stukje bot wat in het gewicht zit en daar tegen de gewrichtsvlakken schuurt. Hierdoor ontstekingen en verbening.

33
Q

Foramen nutricium

A

De bloedvoorziening van de binnenkant van een bot gaat meestal maar via 1 arterie, die dus door dit foramen komt.