Klinisch redeneerproces & behandeling Flashcards

1
Q

clinical reasoning

A

kinesitherapeutisch onderzoek = informatie verzamelen
klinisch redeneer process = dynamisch process van de informatie te verwerken tot conclusie
- cognitite = denken
- metacognitie = denken over denken
- domeinspecifieke kennis

goede kine
= veel kennis x juiste beslissing

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

cognitie

A

1) dynamisch
= continue process van denken
2) expansief
= vanaf binnenkomen patiënt tot laatste behandeling nieuwe informatie verwerven
3) interatief
= veranderen & opnieuw redeneren adhv nieuwe infromatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

denkstrategieën

A

1) deductief denken
= algemene theorie op een specifiek geval toepassen

2) inductief denken
= specifiek geval omzetten naar algemene theorie
= generaliseren
= onverklaarbare gevallen proberen begrijpen

3) probabilistisch/bayesesiaans denken
probalisistisch = waarschijnlijkheid
bayesiaans = kans rekenen
-> na test wat is de kans dat het positief is (valspositief)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

denktypen

A

type 1
= intuïtief denken
= automatische piloot
-> gebruik maken van voorgaande ervaringen
- snel
- multi-tasken
- niet accuraat

type 2
= reflectief denken
= rationeeldenken
-> interpreteren, analyseren & oplossing zoeken
- langzaam
- sequentieel
- accuraat

toepassen:
1e gedacht onderdrukken & wachten tot de gehele anamnese gedaan is vooraleer besluitvorming
- beginnende kinesitherapeuten = moeten type 2
- ervaren = automatisch overschakelen naar type 1
–> door metacognitie denkfouten voorkomen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

soorten denkfouten

A

1) conformation bias
= enkel de informatie gebruiken die binnen je denkbeeld past
2) premature closure
= diagnose maken vooraleer alle informatie verkregen is
3) searh satisfincing
= na behandelplan geen aanpassingen meer willen uitvoeren
4) outcome bias
= naar verlangen voor een bepaalde uitkom zijn we verblind voor de werkelijke uitkom
5) observation bias
= een uitkom die je wilt zal vaker voorkomen

-> voorkomen door clinical guidelines

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

behandeldoelen

A

1) vermindering van pijn & zwelling
2) controleren van inflammatie
3) normalisatie van pijnvrije ROM
4) normalisatie van spierkracht
5) terugkeer naar klachtenvrije functionele activiteiten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

vermindering van pijn & zwelling

A
  1. normale situatie: spierkracht = compressie op gewricht
  2. letsel aan gewricht
  3. zwelling
  4. verlaagde belastbaarheid
  5. artrogene spierinhibitie = ASI = omliggende spieren inhiberen om compressie te vermeiden
  6. atrofie spieren
  7. hypertrofie door training zal nooit ASI overstijgen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

controlen van inflammatie

A

2e stap
process
1. letsel
2. 3dagen = piek
3. 1 week = einde
4. tot 2 weken = proliferatie fase = herstel, vormen van nieuw weefsel
5. tot 3 weken = maturatei fase = remodellering weefsel
6. genezen

inflammatoire reactie:

  • natuurlijke reactie: meer doorbloeding voor herstel & stoffen
  • minimale inflammatoire reactie = functioneel ≠ onderdrukken
  • overdreven inflammatoire reactie ≠ functioneel = onderdrukken
    -> post operatief & acute letsels

onderdrukken door PRICE/POLICE
- protect
- rest / optimal load
- ice
- compression
- elevate

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

PRICE & POLICE

A

Protect
Rest
Ice
Compress
Elevate

Protect
Optimal Loading = kleine passief/licht actieve bewegingen
Ice
Compress

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

normaliseren van de actieve/passieve ROM

A

3e stap

  1. acuut letsel
    - hoge actualiteit
    - mobiliseren kan leiden tot verhoogde pijn/inflammatie
    - wachten tot inflammatoire piek = 3dagen
    - niet te lang wachten = capsulair patroon al na 1 week
  2. chronisch letsel
    - lage actualiteit
    - meteen mobiliseren
    - trage vooruitgang
    - mogelijkheid tot onvolledige rom als eindresultaat
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

gewrichts posities

A

maximally loose packed position = MLPP
- positie van het gewricht waar het minste spanning op het BW & spieren staat
- rust stand
- spontaan aanemen bij pijn

meerdere LPP

maximlly close packed position
- positie van het gewricht waar het meeste spanning op
- einde ROM
- start capsulair patroon

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

ruststanden van gewrichten

A

facetgewricht = middenpositie
temperomandibulair = licht opening mond
glenohumeraal = 60° abd / 30° H-add / neuralerotatie

humero-ulnair = 70° flex / 10° supinatie
humero-radiaal = volledig ext / supinatie
radio-ulnair = 70° flex / 35° supinatie

midcarpaal = lichte flex & ulnaire dev
carpo-metacarpaal = middenbaan
MCP = 1 lichte flex, 2-5 lichte flex / ulnaire deviatie
PIP = 10° flex
DIP = 30° flex

coxofemoraal = 30° flex / 30° abd / lichte exorotatie
tibiofemoraal = 25° flex
talocruraal = midrange inversie/eversie / 10° plantaire flexie
subtaleir = midrange inversie/eversie / 10° plantaire flexie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

rol/glij mechanisme

A

= beweging binnen het gewricht
–> voorkomen afrollen = bereiken volledige ROM

beweging van convex
= rol-schuifbeweging
schuiven in tegengestelde richting rotatie

beweging van concaaf
= schommel-glijbeweging
schuiven in zelfde richting rotatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

normalisatie spierkracht

A

van spierkracht 4e fase
-> pas als ASI gedaan is = geen pijn & zwelling
van activiteiten 5e fase
-> eindblok van revalidatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

revalidatie fases

A
  1. acute/initele/protectieve fase
    - wanneer: tijdens inflammatie
    - functionaliteit: weinig
    - participatie: geen sport of werk
    - oefeningen: PRICE, ROM-bewegingen, isometrische oefeningen
  2. subcutane/intermediare/participatie fase
    - wanneer: langste deel
    - functionaliteit: gemiddelde
    - participatie: geïsoleerde oefeningen onder toezicht
    - oefeningen: ROM-straches, progressieve programma’s, neuromusculaire programma’s
  3. gevorderde fase
    - wanneer: laaste deel
    - functionaliteit: goed
    - participatie: progessief sport & werk (oefeningen)
    - oefeningen: kracht, highloadn functionele training
  4. psychosociale factoren
    - positieve: motivatie, pijn tollerantie, doelgericht werken
    - negatieve: geen einddoelen, onrealistische herstellingstijd
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

revalidatie middelen

A
  • psychosociale factoren
  • opmeten van behandelresulaten
  • soorten outcome metingen
  • hands-off-technieken
    – oefeningen
    — statische oefenvormen
    — dynamische oefenvormen
    – fysische middelen
    – kinesitherapeutische middelen
  • hands-on-technieken
    – soft tissue-technieken
    – articulaire technieken
17
Q

psychosociale factoren

A

= manieren om therapietrouw te verhogen
-> therapietrouw = adherence/compliance = opvolging tijdens behandelprogramma ≈ 30%

1) focus op het positieve
= focussen op wat WEL al lukt en niet op wat nog niet lukt
2) fun tijdens therapie
= oefeningen op leuke manieren, niet te moeilijke oefeningen
3) juiste verwachtingen
= de gestelde uitkomst ≈ werkelijke uitkomst, anders verliezen in geloof & vertrouwen
4) sociale steun
= bij patiënten met lage sociale steun vaker groepssessies laten doen
5) SMART-behandeldoelen
= bij lange revalidaties tussentijdse doelen opstellen om motivatie te houden
Specific, Measurable, Attaineble, Relevant/realistic, Time-bound

18
Q

opmeten van behandel resultaten

A

PDCA-cycle
Plan, DO, Check, ACT
1. opregelmatige tijdstippen objectieve metingen uitvoren
2. kijken of er vooruitgang wordt geboekt
3. behandelplan optimaal houden voor specifiekte patient & tijdstip
4. verslag naar voorschrijvende arts
5. communicatie & E-health

19
Q

soorten outcome-metingen

A

metingen op structuur niveau & lichaamsfuncties
- perimetrie metingen = zwelling
- goniometrie & inclinometrie = ROM
- krachmetingen
- pijnmetingen (VAS)

activiteiten & participatie
- functionele tests
- tevredenheidsvragenlijsten
- patient reported outcome intruments
- vragenlijst over leven = SF36

20
Q

statische oefeningen

A

= isometrische spiercontratie
1) passief-statische oefenvorm
= houding aannemen om beweging beter uit te voeren

2) actief-statische oefenvorm
- opnieuw controle over spier te krijgen
-> na lange immobilisaties: spierfibrillaties -> brein trainen
- trainen fel verwakte spier
-> bewegingen niet mogelijk

-> training = hoekspecifiek
= grootste krachtwinst op getrainde hoekpositie
= meestal sterkste gewrichtspositie

21
Q

dynamische oefenvormen

A

= concentrische/excentrische contractie

  1. passieve-dynamische oefenvorm
    - te weinig kracht/ te veel pijn voor contractie
    - passief, activo-passief, katrollen, toestellen
    - controle inflammatie, pijndemping & mobilisaties
  2. actieve-dynamische oefenvorm
    - bijna alle revalidatie fases
    - activo-passief, actief zonder/met weerstand
    - keuze uit: OKK & single-joint // GKK & multi-joint = meer coördinatie
22
Q

specificiteit van training

A

= voortvloeiing van wet van wolff
beste manier voor specifieke training

vb:
1) controleren inflammatie
= risico verhoogde inflamaties
= onderdoseren
= pedulumbewegingen & lichte oefeningen

2) verbeteren bewegingsuitslag
- volledige ontspanning
- structuren op rek brengen: dynamisch passief / activo-passief / statische bewegingen
- veel herhalingen vlak na elkaar & thuis: binnen hysteresis
- creep-effect
- grotere ROM

3) normaliseren spierkracht
= spierversterkende oefenvorm
= de spier selectief & geisoleerd trainen
+ in de gewenste hoekpositie

23
Q

fysische middelen

A
  1. koude/warme & elektrotheraptie
    - pijn/zwelling/inflammatie controleren
    - verhogen comfort patiënt
    - vroeger beginnen oefentherapie
  2. braces/orhtese/portese, banding/taping
    - tijdelijk op permanente vervangine
    - psychologische & proprioceptische beweging
    - aware of movement
24
Q

hands-on technieken

A
  1. soft issue technieken
    - symtoom gerichte technieken
    - pijndemping, algemen relaxatie & spierontspanning
    - massage, dwarse fricties, drukpunt massages & dry needeling
  2. kinesitherapeutische middelen
    - passieve bewegingen
    - controle pijn, inglammatie & ROM verbetering
    - reacties, translaties, harmonics & manipulaties