KLC´s Flashcards

1
Q

Benoem op welk ruggenmergniveau de volgende spieren uittreden:

A

Flexie elleboog: C5
Extensie pols; C6
Extensie elleboog en vingers: C7

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

De beste beeldvormende techniek om naar het ruggenmerg te kijken is via een:

A

MRI

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Indien een persoon zijn elleboog niet meer kan strekken, en zwakte ervaart bij strekken van de pols, dan zit de laesie waarschijnlijk op niveau:

A

C6

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wanneer is een enkel arm index afwijkend?

A

verschil lager dan 0,9

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Benoem de stadia van de fontaine classificatie

A

1 asymptomatisch
2a claudicatio intermittens bij meer dan 200m
2b claudicatio intermittens bij minder dan 200m
3 pijn in rust of snachts
4 necrose / gangreen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Met een CTA kan de doorbloeding van de coronairen bekeken worden, met behulp van een contrastvloeistof. Indien de patiënt een slechte nierfunctie heeft kan dit niet. Wat wordt er dan gemaakt? wat zijn de nadelen hiervan ten opzichte van een CTA?

A

MRA, alleen kan je hier geen kalkafzettingen zien en niet meteen een behandeling uitvoeren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Waar of niet waar: bij een MRA worden geen röntgenstralen gemaakt

A

waar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

waar of niet waar: bij een broekprothese wordt zowel een deel van de aorta abdominalis als beide iliaca externa gedeeltelijk vervangen

A

waar
iliaca externa!

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Noem de stadia van Hodgkin

A

Stadium I: de ziekte is beperkt tot 1 lymfekliergebied. Bijvoorbeeld de lymfeklieren aan 1 kant van de hals, of tot 1 orgaan;
Stadium II: de ziekte beperkt zich tot 2 of meer kliergebieden boven of onder het middenrif of tot 1 orgaan én 1 of meer kliergebieden aan dezelfde kant van het middenrif;
Stadium III: de ziekte zit in kliergebieden boven én onder het middenrif. Soms ook in de milt en/of een ander orgaan;
Stadium IV: de ziekte heeft zich verspreid naar organen. Bijvoorbeeld de longen, de lever, het beenmerg of de huid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Waar bestaat behandeling van Hodgkin uit?

A

Chemotherapie, evt stamceltransplantatie, immunotherapie of radiotherapie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Noem een voorbeeld van chemotherapie bij Hodgkin

A

ABVD
BEACOPP wordt normaliter alleen gebruikt bij non-hodgkin

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Koppel de geneesmiddelen aan de type therapie

A

Chemo: ABVD
Immuno: pembrolizumab of rituximab

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Benoem de stadiëring van NYHA, een classificatie die wordt gebruikt bij hartfalen

A

1: geen klachten bij inspanning
2: lichte beperking bij inspanning, geen klachten in rust
3: ernstige beperking bij inspanning, geen klachten in rust
4: klachten in rust

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Waar of niet waar: bij decompensatio cordis verwacht je bij auscultatie een vierde harttoon

A

niet waar: je verwacht een derde harttoon: het hart ploft na diastole in het hart door een vergroot hart

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Welke natrium waarden verwacht je bij bloedonderzoek bij hartfalen?

A

natrium: vaak lager door overvulling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Waar of niet waar: bij de ziekte van Kahler heb je vaak een hoge bloeddruk

A

waar

17
Q

Welke typen shock bestaan er?

A

Hypovolemische shock
distributieve shock
Cardiogene shock
Obstructieve shock

18
Q

van welk type shock is er sprake bij sepsis?

A

distributieve shock door vasodilatatie

19
Q

Welk geneesmiddel kan worden gebruikt om masale vasodilattaie tegen te gaan?

A

noradrenaline

20
Q

waar of niet waar: overgeven kan een uiting zijn van zeer lage bloeddruk:

A

waar, door ischemie in de darm

21
Q

waar staat ABCDE voor?

A

Airway
breathing
circulation
disability
exposure

22
Q

Op welke plekken zit multipele myeloom vooral?

A

in de lange pijpbeenderen en wervels

22
Q

Welk antilichaam maken beenmergcellen bij mutipele myeloom?

A

m-proteïne

22
Q

Als men aan de CRAB criteria voldoet, dan wijst dit op een multipel myeloom. Wat zijn de CRAB criteria?

A

Hypercalicëmie
Nierfalen
Anemie
Botpijn

23
Q

Wat zie je op een CT scan bij iemand met multipele myeloom?

A

wervelinzakkingen, lytische laesies, woekering van beenmerg

24
Q

Neuroblastoom is een vorm van kanker die ontstaat in:

A

de voorlopercel van het sympathische zenuwstelsel

25
Q

waar komen neuroblastomen het meest voor?

A

buik 60%, borstholte 20-30%, nek en kleine bekken 5%

26
Q

Neuroblastomen kunnen gedifferentieerd of ongedifferentieerd zijn. Als ze ongedifferenieerd zijn, in welk gen heeft er dan een mutatie plaatsgevonden?

A

NMYC

27
Q

Wat is de behandeling van een neuroblastoom?

A

Laagrisisco: chirurgie en chemo
Hoogrisico: stamcellen uit patiënt halen, chemotherapie en bestraling van tumor, chirurgie tumor, onderhoudsimmunotherapie, later stamcellen weer terug

28
Q
A