Kapitel 3, Redemittel 2 Flashcards

You may prefer our related Brainscape-certified flashcards:
1
Q

Ik maak een verjaardagstaart

A

Ich backe eine Geburtstagstorte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Ik nodig mijn vrienden uit

A

Ich lade meine Freunde ein.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Ich vier mijn verjaardag ieder jaar / niet.

A

Ich feiere meinen Geburtstag jedes Jahr / nicht.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

We krijgen kerstkaarten

A

Wir bekommen Weihnachtskarte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

We sturen wenskaarten

A

Wir schicken Grußkarten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

We trekken lootjes en kopen voor deze persoon een cadeau.

A

Wir ziehen Lose und kaufen für diese Person ein Geschenk.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

We ruimen het huis op en maken schoon.

A

Wir räumen das Haus auf und putzen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

We vieren samen met de hele familie.

A

Wir feiern zusammen mit de ganzen Familie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wij eten voor / pas nadat we de cadeautjes hebben gekregen.

A

Wir essen vor / erst nach der Bescherung.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wij zingen liederen / lezen het kerstverhaal / maken samen muziek.

A

Wir singen Lieder / lesen die Weihnachtsgeschichte / machen zusammen Musik.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Als toetje eten we koekjes.

A

Zum Nachtisch essen wir Kekse.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

We gaan naar buiten en steken vuurwerk af.

A

Wir gehen nach draußen und zünden Feuerwerk an.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Om stipt twaalf uur proosten wij op het nieuwe jaar.

A

Um punkt zwölf stoßen wir auf das neue jahr an.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Ik heb goede voornemens voor het komende jaar.

A

Ich habe gute Vorsätze für das nächste Jahr.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Mijn vader wil meer sporten en afvallen.

A

Mein Vater will mehr Sport machen und abnehmen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Geachte Heer … / mevrouw …

Ik wil graag twee een / twee persoonskamer reserveren.

A

Sehr geehrte Frau … / Sehr geehrter Herr … / Sehr geehrte Damen und Herren,

Ich möchte gern zwei Einzelzimmer / Doppelzimmer reservieren.

17
Q

Wij willen graag een kamer met ontbijt / halfpension / volpension.

A

Wir möchten een zimmer mit Frühstück / mit Halbpension / mit Volpension.

18
Q

Met vriendelijke groeten,

A

Mit freundlichen Grüßen.

19
Q

Beterschap! / Ik wens je beterschap!

A

Gute Besserung! Ich wünsche dir gute Besserung!

20
Q

Het beste / veel geluk / veel succes!

A

Alles Gute / viel Glück / viel Erfolg!

21
Q

Prettige kerstdagen / Fijne Pasen / Een gelukkig nieuwjaar!

A

Frohe Weihnachten / Frohe Ostern / Ein frohes neues Jahr!