K4_PTA_Politiek_H5&H6 Flashcards

1
Q

Wat kun je in het algemeen zeggen over de Nederlandse Kabinetsformatie?

A
  • Nog nooit heeft 1 partij meer dan 50% van de stemmen gehaald.
  • Daarom samenwerken voor een meerderheid
  • Coalitie: twee of meer partijen die samen de regering vormen
  • Samenwerken=compromissen sluiten (afspraken, de partijen komen elkaar tegemoet)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Op welke bestuurniveaus een meerderheid nodig om te regeren?

A

Op alle:

landelijk, provinciaal, lokaal, EU.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Noem de 7 stappen in de kabinetsformatie

A
  1. Debat over verkiezingsuitslag
  2. Tweede kamer benoemt informateur
  3. Informateur onderzoekt welke partijen samen een regering kunnen vormen (samen een kamermeerderheid)
  4. Wanneer partijen overeenstemmen samen te werken wordt het regeerakkoord geschreven
  5. Tweede kamer stelt formateur in (meestal de nieuwe minister president)
  6. De formateur verdeelt de ministersposten. Daarna wordt bepaald wie minister of staatssecretaris wordt
  7. Het kabinet wordt beëdigd door de koning.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is een collegeakkoord?

A

Een regeerakkoord op gemeenteniveau (B&W oftwel burgemeester en wethouders)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is een compromis?

A

overeenkomst tussen partijen/groepen/individuen waarbij elke kant wat toegeeft

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is een regering?

A

Koning en ministers

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is het kabinet?

A

Ministers en staatssecretarissen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat zijn de taken van de regering/ het kabinet?

A
  1. Wetgevende taak: voorbereiden van overheidsbeleid, zoals het maken van wetsvoorstellen en het opstellen van de begroting
  2. Uitvoerende taak uitvoeren van overheidsbeleid
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is een ministerie?

A

uitvoerend beleid per deelgebied: minister aan het hoofd eronder ambtenaren.
De minister is politiek verantwoordelijk.
Bijvoorbeeld het ministerie van onderwijs

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat kun je vertellen over verantwoordingsplicht?

A
  1. Ministers en staatssecretarissen kunnen ter verantwoording geroepen worden door het parlement
  2. Ze moeten dan informatie geven en het beleid verdedigen
  3. Het kabinet heeft dus een informatieplicht
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat zijn de machtsmiddelen van het kabinet?

A
  1. Steunen op de meerderheid van het parlement
  2. Beschikbaarheid van deskundige ambtenaren
  3. Regeerakkoord
  4. Dreigen met een kabinetscrisis:
    - dreigen met aftreden van minister, staatssecretaris of het hele kabinet
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is een constitutionele monarchie?

A
  1. Koning is staatshoofd door erfopvolging
  2. Bevoegdheden koning beperkt door grondwet
  3. Koning heeft formeel geen politieke macht en draagt ook geen politieke verantwoordelijkheid
  4. Ministeriele verantwoordelijkheid: de minsters zijn verantwoordelijk voor het beleid en ook voor wat de koning zegt en doet in het openbaar
  5. De koning overlegt regelmatig met de premier en de inhoud blijft geheim: het geheim van Noordeinde
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat zijn de taken van de koning?

A
  1. Hij ondertekent de wetten en koning besluiten
  2. Hij beëdigt ministers en staatssecretarissen en andere hoge funtionarissen
  3. Leest troonrede voor op prinsjesdag

Ook heeft hij een samenbindende, vertegenwoordigende en aanmoedigende rol.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is prinsjesdag?

A
  1. Koning leest Troonrede voor (plannen van de ministers)

2. De minister van financiën overhandigt de miljoenennota en de rijksbegroting aan de tweede kamer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is de rijksbegroting?

A

Financieel vooruitzicht van het komende jaar: de inkomsten (aan belastingen) en de uitgaven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is de miljoenennota?

A

Korte uitleg van de rijksbegroting + een overzicht van de stand van de overheidsfinanciën en de economie.

17
Q

Wat zijn de algemene beschouwingen?

A

Vindt plaats na prinsjesdag: debat waarin de Tweede Kamer de rijksbegroting bespreekt

18
Q

Wat zijn de Staten Generaal

A

Het parlement, (=eerste en tweede kamer).

Volksvertegenwoordiging op landelijk niveau

19
Q

Noem 4 kenmerken van de Tweede kamer

A
  1. 150 leden
  2. Gekozen door burgers
  3. eens per 4 jaar gekozen
  4. Mogen wetsvoorstellen indienen en wijzigen
20
Q

Noem 4 kenmerken van de Eerste kamer

A
  1. 75 leden
  2. Gekozen via Provinciale staten
  3. Eens per 4 jaar gekozen (ander moment dan 2e kamer verkiezingen)
  4. Mag geen wetsvoorstellen indienen of wijzigen.
21
Q

Wat zijn fracties?

A

Letterlijk: deel. Het is een deel van de kamer gegroepeerd per partij:
Een groep vertegenwoordigers van een politieke partij.
Elke Fractie heeft een voorzitter: de fractievoorzitter

22
Q

Wat is een lijsttrekker?

A

De nummer 1 van de kandidatenlijst tijdens de verkiezingen. Hij/zij is het gezicht van de partij

23
Q

Welke taken heeft het parlement?

A
  1. (Mede)wetgevende taak
    - Maken van wetsvoorstellen
    - Stemmen over wetsvoorstellen
  2. Controlerende taak
    Controleren van ministers en staatssecretarissen
24
Q

Welke 4 rechten heeft het parlement mbt de wetgevende taak?

A
  1. Goed- of afkeuren van wetsvoorstellen
  2. Recht van initiatief: wetsvoorstel indienen (alleen 2e kamer)
  3. Recht van amendement: wetsvoorstel wijzigen (alleen 2e kamer)
  4. Budget- of begrotingsrecht: goed- of afkeuren van de begroting
25
Q

Welke 4 rechten heeft het parlement mbt de controlerende taak?

A
  1. Vragenrecht: mondelinge of schriftelijke vragen stellen aan het kabinet
  2. Recht van motie: mening geven over het beleid van de minister. –> motie van wantrouwen is vertrouwen opzeggen in minister/kabinet. Als een meerderheid voor is dan stapt minister/kabinet op.
  3. Recht van parlementair onderzoek, waaronder recht van enquête: groot onderzoek instellen naar ene bepaalde kwestie
  4. Budgetrecht: begroting goed- of afkeuren (ook wetgevende taak)
26
Q

Is er een verschil tussen de taken van de volksvertegenwoordiging op de verschillende bestuursniveaus?

A

nee, het is gelijk: (mede)wetgeven en controleren.

27
Q

Hoe komt een wet tot stand? 8 stappen

A
  1. Er is een maatschappelijk probleem
  2. Een minister of Tweede kamerlid maakt een wetsvoorstel
  3. De tweede kamer debatteert over het wetsvoorstel
  4. Tweede kamerleden kunnen amendementen indienen.
  5. De Tweede kamer stemt over de amendementen en het wetsvoorstel
  6. De Eerste Kamer stem over het wetsvoorstel (mag geen wijzigingen meer aanbrengen)
  7. De koning en de verantwoordelijke minister ondertekenen het wetsvoorstel
  8. de wet wordt gepubliceerd