K2_PW_4 Flashcards

1
Q

Wanneer is iets een maatschappelijk probleem

A
  1. als het een sociaal probleem is; veel mensen hebben er last van
  2. er zijn verschillende meningen over de oplossingen
  3. het probleem kan worden opgelost door gezamenlijke actie of de overheid
  4. Het krijgt veel aandacht in de media
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Geef in 1 zin de kern van de democratische staat weer

A

Een staat waarin burgers invloed hebben op de politieke besluitvorming

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Noem vier kenmerken van democratie

A
  1. de macht is in handen van verschillende instanties
  2. Grondrechten
  3. stemrecht
  4. persvrijheid
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Geef in 1 zin de kern van een dictatoriale staat weer.

A

Een staat waarin de macht in handen is van 1 persoon of een kleine groep mensen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Noem vier kenmerken van een dictatuur

A
  1. Geen grondrechten
  2. vaak maar 1 partij, de burgers hebben niets te kiezen
  3. geen persvrijheid
  4. sterke rol voor het leger
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is een grondwet

A

belangrijkste wet van ons land waarin de rechten en plichten van de burgers en de overheid staan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat zijn grondrechten

A

belangrijkste rechten die burgers in NL hebben

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Noem 4 grondrechten

A
  1. gelijkheidsbeginsel (niet discrimineren obv godsdienst, ras, geslacht politieke overtuiging of op welke grond dan ook
  2. Kiesrecht: iedere Nederlander vanaf 18 jaar mag stemmen en je hoeft nooit te vertellen op wie je hebt gestemd
  3. Vrijheid van godsdienst, je mag geloven wat je wilt
  4. Vrijheid van meningsuiting, je mag zeggen wat je vindt.
  5. Persvrijheid: de media mogen schrijven of zeggen wat ze vinden en worden niet gecontroleerd door de overheid
  6. Vrijheid van onderwijs: in NL heeft iedereen recht op onderwijs. Er mogen verschillende soorten scholen worden opgerichtL katholiek, islamitisch, humanistisch etc.
  7. De doodstraf kan niet worden opgelegd. In NL is het verboden.
  8. Recht op privacy, je persoonlijke gegevens zijn beschermd.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is een feit

A

iets dat echt waar is, Je het bewijzen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is een mening

A

wat jij ergens van vindt, een ander woord voor standpunt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Waar staan linkse partijen voor

A

Gelijkwaardigheid
Gelijkere verdeling van geld en macht
Verschil tussen arm en rijk moet kleiner
OVerheid moet zich actief bezig houden met burgers om zwakkeren te beschermen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Waar staan rechtse partijen voor

A

vrijheid
burgers moeten vrij zijn in hun keuzes
Mensen zijn zelf verantwoordelijk voor hun leven
OVerheid moet zich zo min mogelijk bemoeien met de burgers en de economie, maar zorgt wel voor de orde en veiligheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Waar staan de middenpartijen voor

A

samenwerking
burgers zijn verantwoordelijk voor elkaar en moeten voor elkaar zorgen
overheid moet zich alleen met de burgers bemoeien als de burgers er samen niet uitkomen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is actief kiesrecht

A

het recht om te mogen stemmen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

wat is passief kiestrecht

A

het recht om je verkiesbaar te stellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is directe democratie

A

burgers stemmen zelf over een voorstel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat is indirecte democratie

A

Burgers stemmen voor volksvertegenwoordigers die voor hen de besluiten nemen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat is een waarde

A

iets dat je heel belangrijk vindt in je leven. bv gezondheid, vrijheid, respect, geloof

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wat is een norm

A

regel hoe jij en anderen zich horen te gedragen. Dit hoort altijd bij een waarde: waarde is gezondheid: norm is je moet gezond eten

20
Q

wat is macht

A

de mogelijkheid om het gedrag van anderen te beinvloeden

21
Q

wat zijn machtsmiddelen

A
middelen waarmee je het gedrag van anderen probeert te beinvloeden
bv 
functie
kennis of vaardigheden
aanzien
hoeveelheid geld
geweld
22
Q

Wat is het parlement

A

de 1e en 2e kamer

23
Q

welke taken heeft het parlement

A
  1. wetgevende taak (goed of afkeuren van wetsvoorstellen)

2. controlerende taak (het controleren van de ministers)

24
Q

Wat is een regeringspartij

A

partij die in de regering zit. Hierdoor leveren zij ministers. De regering bestaat nu uit 4 partijen: VVD, CDA, D66 en Christenunie

25
Q

Wat is een oppositiepartij

A

partij die niet in de regering zit: PVV, Groenlinks, PvdA, SP, PvdD, 50plus, SGP, Denk, FvD

26
Q

Waaruit bestaat de regering

A

Koning en ministers

27
Q

Welke taken hebben de ministers

A
  1. wetgevende taak: maken van wetsvoorstellen

2. uitvoerende taak: uitvoeren van wetten

28
Q

Heeft de koning veel macht

A

nee

29
Q

Wie heeft de macht in een gemeente

A

college van B&W (burgemeester en wethouders)

30
Q

Wat doet de Europese Commissie

A

net als een land:
1. dagelijks bestuur: wetsvoorstellen maken en uitvoeren
per land is 1 commissaris

31
Q

Wat weet je van het Europese parlement

A
  1. Wetsvoorstellen goed- of afkeuren (net als parlement NL)
  2. Controleren Europese Commissie
  3. Volksvertegenwoordiging, elke 5 jaar gekozen.
32
Q

Noem een 4 tal invloeden die de EU op NL heeft gehad (economisch)

A
1 toename welvaart
2 euro
3 meer rechten voor de consument (bv 2 jaar garantie)
4 gezondheid- en veiligheidseisen
5 bescherming van het milieu
6 gelijke rechten man vrouw
7 dierproeven verboden
8 goedkoper bellen en internet tussen de landen
33
Q

noem een 4-tal invloeden van de EU (cultureel)

A

1 stabiliteit en veiligheid
2 respecteren van de mensenrechten
3 europees burgerschap
4 studeren in het buitenland

34
Q

Noem een aantal zaken over de algemene vergadering van de VN

A
  1. Belangrijkste overlegorgaan binnen
  2. enige vergadering met alle 193 landen
  3. Allen landen hebben 1 stem
  4. de meerderheid beslist
  5. voor belangrijke besluiten is 2/3e meerderheid nodig
  6. uitspraak is niet bindend
35
Q

Wat weet je van de veiligheidsraad

A
  1. orgaan van de VN die besluiten neemt over vrede en veiligheid
  2. 5 permanente leden met vetorecht: china rusland v.k. frankrijk, v.s.
  3. 10 tijdelijke leden
  4. Kan VN militairen (blauwhelmen) naar oorlogsgebieden
36
Q

Wat weet je van Internationaal strafrecht

A

er zijn 2 instanties:

  1. Internationaal gerechtshof
  2. Internationaal strafhof
37
Q

Wat kun je vertellen over het Internationaal gerechtshof

A
  1. orgaan van de VN
  2. zit in Den Haag
  3. Doet uitspraak over conflicten tussen landen
  4. Kan geen personen berechten
38
Q

Wat kun je vertellen over het internationaal strafhof

A
  1. Geen orgaan van de VN, maar werkt wel samen
  2. zit in Den Haag
  3. vervolgt personen die verdacht worden van oorlogsmisdaden, genocide en misdaden tegen de menselijkheid
39
Q

Wat zijn de millenniumdoelen

A
  1. doel van de VN
  2. door 189 landen ondertekend
  3. naleven van mensenrechten en fundamentele vrijheden
  4. Internationale samenwerken voor oplossen van problemen:
  5. honger
    2 educatie
    3 mv gelijkheid,
    4 kindsterfte
    5 zwangerschapshulp
  6. verslaan van ziektenAIDS, 7 milieu
    8 ontwikkelen van wereldgemeenschap: eerlijke handel etc
40
Q

Noem drie dingen uit het vluchterlingenverdrag van Geneve?

A
  1. Opgestelddiir de VN in 1951
  2. Verdrag is bindend.
  3. Verdrag bepaalt dat vluchtelingen niet mogen worden teruggestuurd naar het land waar ze gevaar lopen
  4. Verdrag zegt niet hoe ze moeten worden opgevangen
  5. Asiel (=aanvraag tot toegang land) kan worden geweigerd aan mensen die oorlogsmisdaden hebben gepleegd
41
Q

Waarom worden mensen in hun land vervolgd (vaak dictatuur)

A

Om redenen van dingen die de regering niet willen, zoals

  1. Godsdienst
  2. poltieke overtuiging
  3. Seksuele voorkeur
  4. etnische (ras) of sociale groep (bv zigeuners)
42
Q

Wat is een asielzoeker

A
  1. iemand die in een ander land bescherming (asiel) aanvraagt
43
Q

Wat is een vluchteling

A

Iemand die in zijn eigen land terecht bang is dat hij opgepakt gaat worden (vervolging)

44
Q

Wat zijn botsende grondrechten

A

grondrechten die botsen met elkaar waar een rechter uitspraak over moet doen.
Bijvoorbeeld
Gelijkheidsbeginsel en vrijheid van meningsuiting
Gelijkheidsbeginsel en vrijheid van godsdienst
Persvrijheid & recht op privacy

45
Q

Wat weet je van het conflict in Syrie

A

Het was (en is) een dictatuur van Bashar Al-Assad
in 2011 ging het volk veel protesteren tegen het regime
Assad sloeg de protesten neer
In 2014 vechten de Koerden en IS zich vrij in een deel van het land.
Er wordt internationaal weinig ingegrepen omdat Rusland de bondgenoot is van Assad.
Nu is er vooral strijd in Idlib

46
Q

Wat weet je van het conflict in Libie

A

in 2011 werd de dicatator gedood.
Nu is er strijd om de mahct tussen 2 partijen
die hebben elk een deel van het land
1 wordt gesteund door Rusland en Frankrijk
de ander wordt gesteund door de EU en de VN

47
Q

Wat weet je van het conflict in Mali

A

Conflict tussen Noord en Zuid

Noord wil Islamitsche staat (IS) van maken