IvZ H10 Flashcards
1
Q
ver
A
lontano
2
Q
het verkeer
A
il traffico
3
Q
echt niet
A
proprio no
4
Q
laatste
A
ultimo
5
Q
de keer
A
la volta
6
Q
het idee
A
l’idea
7
Q
wat een idee!
A
che idea!
8
Q
grapjas!
A
spiritoso!
9
Q
kom op!
A
dai!
10
Q
speciaal
A
speciale
11
Q
luisteren
A
ascoltare
12
Q
het experiment
A
l’esperimento
13
Q
gaan
A
andare
14
Q
ik ga
A
vado
15
Q
jij gaat
A
vai
16
Q
hij zij u gaat
A
va
17
Q
wij gaan
A
andiamo
18
Q
jullie gaan
A
andate
19
Q
zij gaan
A
vanno
20
Q
ik ben gegaan
A
sono andato/a
21
Q
zeggen
A
dire
22
Q
ik zeg
A
dico
23
Q
jij zegt
A
dici
24
Q
hij zij u zegt
A
dice
25
Q
wij zeggen
A
diciamo
26
Q
jullie zeggen
A
dite
27
Q
zij zeggen
A
dicono
28
Q
ik heb gezegd
A
ho detto
29
Q
maken
A
fare
30
Q
ik maak
A
faccio
31
Q
jij maakt
A
fai
32
Q
hij zij u maakt
A
fa
33
Q
wij maken
A
facciamo
34
Q
jullie maken
A
fate
35
Q
zij maken
A
fanno