H04-2 Flashcards
1
Q
genieten (van)
A
godere
2
Q
hartstochtelijk
A
appassionato
3
Q
waardering, de achting
A
la stima
4
Q
hoogachtend
A
con la massima stima
5
Q
waardering hebben voor
A
stimare
6
Q
vervullen met
A
riempire di
7
Q
vreugde; blijdschap
A
la gioia
8
Q
emotie, ontroering, opwinding
A
l’emozione
9
Q
vermijden
A
evitare
10
Q
onverwacht, plotseling (optredend)
A
improvviso
11
Q
gemoed, hart, geest, moed
A
l’animo
12
Q
instinctief
A
istintivo
13
Q
ontroerd raken
A
commuoversi
14
Q
teleurstelling
A
la delusione
15
Q
teleurgesteld; gedesillusioneerd
A
deluso