Introductie sportfysiologie Flashcards

1
Q

Wat zorgt voor de aansturing van skeletspieren?

A

Het somatisch zenuwstelsel:
Input primaire motor cortex > signalen via hersenstam > doorgifte met behulp van acetylcholine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Hoe is een spier opgebouwd?

A

Een spier is omgeven door het epimysium
Een spier bestaat uit meerdere fascicles
Een fascicle is omgeven door het perimysium
Een fascicle is gemaakt van collageen, elastische vezels en bloedvaten
Een fascicle bestaat uit meerdere spiervezels
Een spiervezel is omgeven door het endomysium
Een spiervezel bestaat uit meerdere myofibrillen
Een myofibril zijn lange buisjes bestaand uit sarcomeren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Een myofibril bestaat uit sarcomeer, welke structuren zijn er te vinden in een sarcomeer?

A

Actine, myosine, Z-disc, H-zone, I-band, A-band en M-lijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Er zijn 3 typen spiervezels, hoe werkt type I?

A

De rode spiervezels, door de hoge hoeveelheid myoglobine.
- Langzame contractietijd
- Aerobe activiteiten
- Kan uren doorgaan
- Produceert weinig kracht
- Hoge capillaire dichtheid en oxidatieve capaciteit
- Werkt op triglycerides

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Er zijn 3 typen spiervezels, hoe werkt type IIa?

A

De gemengde spiervezels.
- Middelmatige contractietijd
- Langdurig anaerobe activiteiten
- Is voor een aantal minuten
- Produceert gemiddelde kracht
- Gemiddelde capillaire dichtheid en hoge oxidatieve capaciteit
- Werkt op creatine fosfaat en glycogeen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Er zijn 3 typen spiervezels, hoe werkt type IIx/b?

A

De witte spiervezels, door gebrek aan myoglobine.
- Korte contractietijd
- Korte anaerobe activiteiten
- Is voor enkele seconden
- Produceert veel kracht
- Lage capillaire dichtheid en oxidatieve capaciteit
- Werkt op ATP en creatine fosfaat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat wordt er geproduceerd bij de energieverdeling van de spiervezels en hoe lang gaat het mee?

A

15 seconden: Fosfocreatine + ADP > creatine + 1 ATP
30-60 sec: Glucose > pyruvaat + 2 ATP > lactaat > glucose
uren: pyruvaat > CO2 + H2O + 36 ATP

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Welke energiebronnen zijn er voor de spiervezels en waar komen ze vandaan?

A

Anaerobe glycolyse:
- lactaat uit de lever > glucose
- glucose uit dieet
- CO2 uit longen

Aeroob, zoals beta-oxidatie:
- triglyceride > vetzuren > acetylCoA

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Welke enzymen zorgen voor contractie en relaxatie in het algemeen?

A

Contractie: myosine + ATPase
Relaxatie: Ca-ATPase

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Waar wordt energie in het algemeen vandaan gehaald bij een hoge en lage intensiteit?

A

Laag; uit vetten
Hoog (>70%); uit koolhydraten (glucose)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Hoe wordt energie opgenomen in een spiercel?

A

Insuline bindt aan membraan receptor > signaal dat GLUT4 op de membraan moet > glucose kan de cel in > glucose kan gebruikt worden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat zijn de vier functies van insuline?

A
  • Upregulatie GLUT4
  • Verhogen glycogeen productie
  • Verhogen glycolyse en oxidatie
  • Stimuleert eiwitsynthese voor spieropbouw
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat betekent een 100% zuurstofsaturatie?

A

alle Hb moleculen zijn vol met O2

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat gebeurt er met de Hb-saturatie/PO2 curve bij verzuring?

A

Verzuring is via het anaeroob metabolisme, de curve gaat naar rechts.

pH en CO2 affiniteit lager > saturatie lager > meer O2 bij de weefsels (effect van Bohr) > activiteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Hoe wordt O2 verbruik gereguleerd?

A

Beweging > lage pH, hoge CO2 > signaal via medulla oblongata naar chemoreceptoren > MO reguleert O2 verbruik omhoog door de productie van ATP

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is de zuurstofschuld?

A

De doorgifte van een signaal vanuit medulla oblongata duurt een tijdje. Tijdens deze periode:
- Start beweging: cellulaire ATP gebruik > productie
- Eind beweging: overig ATP > verbruik (voorraadherstel)
ATP loopt achter hierdoor, en dus heb je tijdelijk een zuurstofschuld = hijgen

17
Q

Welk zenuwstelsel en hoe zorgt voor voor verandering als je van rust naar beweging gaat?

A

Autonoom zenuwstelsel:
- Sympathisch: zorgt voor meer bloed naar hart/longen/spieren door vasodilatie
- Parasympathisch: zorgt voor minder bloed naar maag/darm door vasoconstrictie

18
Q

Waar is de cardiac output van afhankelijk?

A

CO = HR * SV

Hartslagen/min gereguleerd door medulla oblongata en hormonen keer de hoeveelheid bloed per hartslag door het lichaam gaat gereguleerd door diameter en volume.

19
Q

Wat gebeurt er met de CO, BP, bloedverdeling als je van rust naar beweging gaat?

A

CO omhoog
BP relatief gezien een kleine stijging
Meeste bloed naar spieren, maar relatief niet minder naar de hersenen

20
Q

Waarom is bewegen voor mensen met DM2 bevorderlijk voor het ziektebeeld?

A

Bewegen > yupregulatie van GLUT4 > hogere glucose oxidase onafhankelijk van insuline > meer glucose de cel in > DM2 minder insuline afhankelijk

21
Q

Welke gevolgen heeft beweging voor de immuniteit?

A

10 min - geen gevolgen
45 min - verbeterd immuunsysteem
2 uur - immuunsysteem onderdrukt door afgifte corticosteroïden IFNgamma

22
Q

Bij dehydratie raakt je bloedvolume/druk lager en de osmolariteit hoger. Hoe wordt dit door de nieren hersteld?

A

minder bloed > lagere filtratie (minder vocht uit kapsel van Bowman) > lagere flow macula densa > paratrien signaal aan granulatie cellen > Renine productie > zet angiotensinogeen om in ANG > ACE zet ANG1 om in ANG2 > ANG2 zorgt voor vasoconstrictie, aldosteron productie van de bijnier en zoutretentie (dorst)

23
Q

Bij dehydratie raakt je bloedvolume/druk lager en de osmolariteit hoger. Hoe wordt dit door de hypothalamus hersteld?

A

Stimuleert hypofyse > ADH productie > bouwt waterkanaaltjes in neuron > betere H2O reabsorptie in bloed

24
Q

Bij dehydratie raakt je bloedvolume/druk lager en de osmolariteit hoger. Hoe wordt dit door de bijnieren hersteld?

A

Aldosteronproductie zorgt voor Na+ reabsorptie > bij Na+ volgt H2O > osmolariteit daalt en bloedvolume/druk stijgt

25
Q

Waarom kan sporten verslavend werken?

A

Stimuleert endorfine secretie uit de hypofyse en hypothalamus en dit vermindert de pijnsensatie (substance P) en geeft een runners high met gevoel van euforie

26
Q

Wat valt onder lichamelijke vermoeidheid?

A
  • Spierpijn: ophoping melkzuur (anaeroob) of spierschade
  • Spiermoe: ATP te kort > kramp
    -Zuurstofschuld: O2 te kort voor spieren
27
Q

Wat valt onder geestelijke/centrale vermoeidheid?

A
  • Onvoldoende signalen van brein naar weefsel
  • Te veel serotonine > kan ook buiten synapsen binden op receptoren > zenuwimpulsen worden in de weg gezeten
28
Q

De hormonen glucagon, cortisol, (nor)adrenaline en groeihormoon nemen toe bij beweging. Wat voor effect heeft een verhoging van cortisol in combinatie met andere hormonen op het metabolisme?

A

Bevordert glucose productie

29
Q

Welke soorten shock zijn er?

A
  • cardiogene shock: CO te laag door hartproblemen
  • hypovolemische shock: circulerend bloedvolume te laag
  • septische shock: bacteriële toxines
  • anafylactische shock: immuunreactie
30
Q

Waarom mag iemand in shock geen water drinken?

A

Water moet geabsorbeerd worden in dunne darm en daarvoor is stimulatie doorbloeding daar nodig, maar
alle bloed moet behouden blijven voor vitale organen en dus geen stimulatie elders in het lichaam