Interviews en focusgroepen Flashcards

1
Q

Wat is het verschil tussen een interview en een focusgroep?

A

Interview is 1-op-1.

Focusgroep is in clusters/groepen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat zijn de algemene kenmerken van een interview of focusgroep?

A

Doel is kwalitatieve dataverzameling naar de “werkelijkheid” van de geïnterviewde.

Probing = doorvragen noodzakelijk om diepgaandere info te achterhalen.

Procedure ligt niet vast (flexibiliteit).

Initiatief ligt bij de respondent.

Sturing door interviewer = balans doorvragen + empathie.

Duur gemiddeld 1 - 1,5 uur.

Vergt flexibiliteit.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is de essentie van een interview?

A
  • dialoog
  • in beeld brengen belevingswereld geïnterviewde
  • interactie staat centraal.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Bespreek de soorten structuur in een interview?

A

Open en ongestructureerd (alleen thema ligt vast)

Semi-gestructureerd met topiclijst (meest gebruikt)

Gesloten en gestructureerd (enquete).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Welke soort vragen kun je wel of niet stellen?

A

Géén waarom-vragen

Wél wat- en hoe-vragen:

  • ervaringen/gedrag
  • opinies/waarden
  • gevoelens
  • kennis
  • achtergrondkenmerken.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Welke stelregels gelden wat betreft formulering?

A
  • kort/to the point
  • duidelijk
  • vrij van academisch jargon
  • vrij van leidende of sturende vragen (is je vraagstelling neutraal genoeg?)
  • open en precies.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Hoe bouw je de vragen in een interview op?

A
  1. openingsvragen (introduceren onderwerp, begeleid met foto/beeld)
  2. transitievragen (overgang naar kernboodschap, zet aan tot praten over eigen belevenis/leefwereld)
  3. sleutelvragen (snijden onderzoeksprobleem aan, centraal in analyse)
  4. besluitende vragen (ronden interview af, ruimte voor aanvullingen geïnterviewde).
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat wordt bedoeld met doorvragen en actief luisteren?

A
  1. interactie!
  2. inspelen op wat er wel/niet wordt gezegd
  3. bevooroordeeld luisteren.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat wordt bedoeld met content mapping?

A

In kaart brengen context.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat wordt bedoeld met content mining?

A

Dieper graven naar context.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is de essentie van een focusgroep?

A
  • groep discussieert over vooraf vastgestelde thema’s
  • in beeld brengen belevingswereld groep geïnterviewden
  • meerwaarde interactie groepsleden
  • meer diepgaande info (meer argumenten van deelnemers).
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is de opzet van een focusgroep?

A
  • 6-8 personen
  • 1,5-2 uur
  • obv onderzoeksdoel
  • homogeniteit (eenheid) of heterogeniteit (diversiteit).
  • gespreksleider + verslaggever.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Benoem grofweg het verloop van een focusgroep?

A
  1. introductievraag
  2. topiclijst met timing
  3. terugkoppeling en vervolgvragen
  4. deelnemers krijgen kans op elkaar te reageren.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Hoe analyseer je een interview of een focusgroep?

A

Transcriberen:

  • van gesproken woord naar geschreven woord
  • tijdrovend maar noodzakelijk
  • geschreven weergave van interview
  • meenemen lichaamstaal, intonatie, emotie
  • uitdagingen: gedecontextualiseerd en artificeel.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Benoem de verschillende type benaderingen voor het analyseren van een interview of focusgroep? En wanneer bepaal je je benadering?

A

In de planfase bepaal je welke benadering je zal gebruiken voor de analyse.

  1. Condensatie: kort kernachtig, centrale ideeën.
  2. Categorisatie: transcriberen en coderen/labelen.
  3. Narratieve interpretatie: focus op hoe de respondent eea beschrijft.
  4. Diepere interpretatie: dieperliggende betekenissen achterhalen.
  5. Ad hoc analyse: combineren alle inzichten.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly